Richtlijn: Vroegtijdige opsporing van gehoorverlies bij kinderen en jongeren (2016)

Gevolgen van gehoorverlies

Matig permanent gehoorverlies (41-60 dB) kan een negatief effect hebben op de taalontwikkeling, de sociaal-emotionele ontwikkeling en de schoolprestaties (Moeller, 2007a,b). Kinderen met een matig gehoorverlies presteren minder goed op taaltaken dan horende kinderen. Onderzoek van Borg (2007) laat zien dat deze kinderen niet alleen een achterstand oplopen in de taalontwikkeling maar dat die achterstand op de leeftijd van 6 jaar nog steeds aanwezig is. Kinderen met een matig gehoorverlies ondervinden ook meer problemen op het sociaal-emotionele vlak dan horende kinderen, ze hebben vaker gedragsproblemen en tonen vaker signalen van stress en een lagere zelfwaardering (Moeller, 2007b).

Ernstig permanent gehoorverlies (vanaf 60 dB) kan grote gevolgen hebben voor de ontwikkeling van kinderen, omdat deze kinderen geen toegang hebben tot gesproken taal. Dit heeft grote gevolgen voor de taalontwikkeling en daarmee voor al het leren. Zonder hoorhulpmiddelen, gebarentaal en intensieve begeleiding komen kinderen met een ernstig gehoorverlies niet tot de ontwikkeling van gesproken taal. Door de beperkte toegang tot taal verloopt de interactie tussen slechthorende kinderen en hun veelal horende ouders vaak moeizaam. Een goede interactie tussen ouders en kinderen is belangrijk voor de communicatieve ontwikkeling, de sociaal-emotionele ontwikkeling, de taalontwikkeling en de intellectuele ontwikkeling. Zo blijken slechthorende kinderen zich vaker eenzaam te voelen dan horende kinderen, en hebben zij meer moeite met het behouden van sociale contacten en vriendschappen (Keilmann, 2007). In emotioneel opzicht laten slechthorende kinderen een achterstand zien die zelfs groter is dan die van kinderen met autisme: slechthorende kinderen tonen onder andere weinig aandacht voor en inzicht in emoties van anderen en blijken weinig oog te hebben voor het effect van emotionele uitingen op de omgeving (Hosie, 2000; Meerum Terwogt, 2004a,b; Rieffe, 2000, 2003, 2006).

Auditieve neuropathie geeft een onvoorspelbaar beeld: het komt voor dat een kind volledig herstelt, maar het gehoorverlies kan ook groter worden. Kinderen met auditieve neuropathie hebben bijna altijd problemen met het spraakverstaan. Dat wil zeggen dat zij weliswaar geluid waarnemen, maar dit slecht kunnen omzetten naar betekenisvolle informatie. Dit wordt veroorzaakt door moeilijkheden in de auditieve temporele verwerking, het kunnen waarnemen van geluiden die elkaar snel opvolgen, en daarmee een noodzakelijke voorwaarde voor spraakverstaan (Zeng, 1999; Rance, 2004). Verschillende studies rapporteren specifieke problemen met het spraakverstaan in situaties met veel omgevingsgeluid (Kraus, 2000; Rance, 2002, 2004; Zeng, 2006). Kinderen met auditieve neuropathie laten vaak een sterk wisselend beeld zien: wat zij op het ene moment horen, kan op het andere moment niet meer gehoord worden.

Eenzijdig gehoorverlies verhindert dat belangrijke informatie gehaald wordt uit de ‘samenwerking’ tussen beide oren. Als we een geluid horen, wordt dit verschillend waargenomen door de beide oren. Het auditieve systeem in de hersenen analyseert deze verschillen, waardoor extra informatie wordt verkregen. De meest bekende problemen van eenorige luisteraars hebben te maken met het lokaliseren van de richting waaruit het geluid komt, het herkennen van spraak in omgevingslawaai en het onderdrukken van ongewenst geluid en echo’s. Met name in een ruimte waar veel geluid is (bijvoorbeeld groepsruimte op kinderdagverblijf of peuterspeelzaal en klaslokaal) zullen kinderen hierdoor moeite hebben met het horen van het gewenste en het onderdrukken van het ongewenste geluid.
De gevolgen van unilateraal gehoorverlies op de schoolcarrière van een kind kunnen aanzienlijk zijn. Kinderen met unilateraal gehoorverlies doubleren vaker een schooljaar, hebben meer speciale zorg nodig op school en ook vertonen ze vaker gedragsproblemen in de klas. Spraak-/taalproblemen lijken minder frequent voor te komen. Bovendien is onduidelijk of kinderen een eventuele achterstand later inlopen (Borg, 2007; Lieu, 2004, 2010, Seewald, 2011).

Tijdelijk conductief gehoorverlies als gevolg van otitis media met effusie komt veel voor bij kinderen en gaat bij vrijwel alle kinderen vanzelf weer over. Sommige kinderen hebben echter een chronische vorm van OME en dat kan op korte termijn nadelige gevolgen hebben voor de (taal)ontwikkeling. Dit is bijna altijd tijdelijk: de achterstand in taalontwikkeling wordt snel ingelopen als de OME is opgelost en het leidt ook niet tot een leerachterstand op school (Grievink, 1993; Rovers, 2000; Roberts 2002, 2004).

Blootstelling aan hard geluid
De gevolgen van langdurige blootstelling aan hard geluid doen zich zowel op korte termijn als op lange termijn voor. Op korte termijn manifesteert beginnende gehoorschade zich als een piep in de oren na een concert of een avond uit. Vaak is deze piep de volgende ochtend weer verdwenen, maar op microniveau zijn haarcellen beschadigd. Uiteindelijk kan een tijdelijke piep overgaan in een chronische piep (tinnitus), maar ook in gehoorverlies of overgevoeligheid voor geluid. Blootstelling aan lawaai kan, naast tinnitus en gehoorverlies, onder andere leiden tot stress, verminderde cognitieve prestaties en slaapverstoring. Ook zijn er aanwijzingen dat langdurige blootstelling aan lawaai leidt tot leerproblemen, problemen met het geheugen en concentratieproblemen (Basner, 2014). 


Pagina als PDF