De diagnose DDH wordt gesteld met behulp van aanvullend beeldvormend onderzoek: echografie of röntgenonderzoek. Welk type aanvullend onderzoek wordt aangevraagd bij vermoeden van DDH is afhankelijk van de leeftijd van het kind. Deze punten worden verder uitgewerkt in Onderzoeks- handelings- en verwijsprotocol en Samenwerken.
Echografie
Echografie is het onderzoek van eerste keus in de eerste 6 levensmaanden. Hiermee kunnen vanaf de geboorte de vroege ontwikkeling van zowel kraakbenige en benige structuren als de weke delen en de positie en de beweging van de heupkop in de heupkom in beeld worden gebracht [7]. In Nederland wordt vooral de methode van Graf gehanteerd en de bijbehorende classificering (zie tabel 1) [8], [9], [10]. Dit is voor de JGZ-professional van belang voor het interpreteren van uitslagen. Op sommige plaatsen in Nederland blijft echografie ook na de leeftijd van 6 maanden eerste keus en worden (ook) andere methoden van heupechografie gebruikt.
Tabel 1. Classificering van echografische heuptypes volgens Graf [9], [10]. De alpha-hoek en bèta-hoek geven informatie over de overdekking van de heupkop door respectievelijk het benige pandak (acetabulum) en het kraakbenige dak (labrum); deze hoekmetingen worden verricht in het standaardvlak (bij type III en IV heupen doorgaans niet mogelijk).
Type | Leeftijd | Benig pandak | Benige erker | Kraakbenig dak | Alpha | Bèta | |
I | Uitgerijpt heupgewricht | elke leeftijd | goed | hoekig/stomp | overdekkend | ≥ 60° | |
IIa | Fysiologisch onrijp | 0-5 weken | voldoende | rond* | overdekkend | 50-59° | |
IIa+ | Passend bij leeftijd | 6-12 weken | voldoende | rond* | overdekkend | 50-59° | |
IIa- | Rijpingsachterstand | 6-12 weken | gebrekkig | rond* | overdekkend | 50-59° | |
IIb | Vertraagde verbening | >12 weken | gebrekkig | rond* | overdekkend | 50-59° | |
IIc | Kritische range: stabiel of instabiel | elke leeftijd | zeer gebrekkig | rond tot vlak | overdekkend | 43-49° | < 77° |
D | Luxerende heup | elke leeftijd | zeer gebrekkig | rond tot vlak | verplaatst | 43-49° | ≥ 77° |
III | Geluxeerde heup | elke leeftijd | slecht | vlak | naar craniaal verplaatst; en soms met structurele veranderingen | < 43° | |
IV | Geluxeerde heup | elke leeftijd | slecht | vlak | verplaatst naar beneden-mediaal | < 43° |
* Er kan sprake kan zijn van secundaire verbening waardoor de benige erker hoekig oogt.
Type l betreft normale heupen (A in figuur 1). De typeringen IIa+ en lla- worden alleen gebruikt onder de leeftijd van 3 maanden om nog onvoldoende uitgerijpte heupen aan te duiden. De typering llb wordt gebruikt na de leeftijd van 3 maanden en betekent dat sprake is van dysplasie zonder luxatie (B in figuur 1). Type llc en D wijzen op dysplasie met subluxatie (C in figuur 1) en bij de types lll en lV is sprake van luxatie (D in figuur 1). De echografische typering van de heupen vindt plaats onafhankelijk van de zwangerschapsduur bij geboorte. Voor prematuriteit wordt echter wel gecorrigeerd als besloten moet worden of wel of niet behandeld gaat worden [11].
Röntgenonderzoek
Vanwege de toenemende verbening van de femurkop wordt het in de tweede helft van het eerste levensjaar geleidelijk lastiger om met echografie de heupkom goed af te beelden. In dat geval is röntgenonderzoek de aangewezen methode voor diagnostiek.
Het maken van een röntgenfoto wordt met name gedaan voor diagnostiek bij zuigelingen van circa 6 maanden en ouder. De waarde van een röntgenfoto is in de eerste 3 tot 5 levensmaanden beperkt, omdat niet alle delen van het heupgewricht verbeend zijn. Wel is het vanaf de geboorte mogelijk om röntgenfoto’s te maken om de centrering van de heupkop te beoordelen (voor-achterwaartse opname, Lauenstein opname) en daarmee een (sub)luxatie vast te stellen [7].
Op de voor-achterwaartse röntgenfoto is de hellingshoek van het acetabulum de belangrijkste parameter. Een goede positionering van het kind is voor het maken van een dergelijke voor achterwaartse opname essentieel; draaiing en kanteling van het bekken hebben direct invloed op de hoekmetingen. Bij de beoordeling van de acetabulumhoek wordt vaak gebruik gemaakt van een tabel met normale waardes (zie tabel 2) [12]. De afkappunten in deze tabel worden volgens de huidige opvattingen minder streng aangehouden (expertopinie werkgroep). Naast de acetabulumhoek zijn morfologische elementen zoals de vorm en sclerose van het acetabulum en de (a)symmetrie in verbening van de femurkopkern van belang voor de beoordeling.
Tabel 2. Classificering van DDH met behulp van röntgenonderzoek: grenswaarden in booggraden van de acetabulumhoek. Voor meisjes en jongens van verschillende leeftijdsgroepen zijn de afkapwaardes voor lichte en sterke dysplasie weergegeven (respectievelijk gemiddelde waardes (x) plus 1 en 2 standaarddeviaties (sd)) [12].
Leeftijd | Meisje | Jongen | ||||||
Licht dysplastisch (x + sd) | Sterk dysplastisch (x + 2 sd) | Licht dysplastisch (x + sd) | Sterk dysplastisch (x + 2 sd) | |||||
Rechts | Links | Rechts | Links | Rechts | Links | Rechts | Links | |
1-2 mnd | 35,8 | 36,1 | 41,6 | 41,6 | 27,7 | 31,2 | 31,8 | 35,2 |
3-4 mnd | 31,4 | 33,2 | 36,3 | 38,7 | 27,9 | 29,1 | 32,4 | 33,7 |
5-6 mnd | 27,3 | 29,3 | 31,8 | 34,1 | 24,2 | 26,8 | 29,0 | 31,6 |
7-9 mnd | 25,3 | 26,9 | 29,4 | 31,3 | 24,6 | 25,4 | 28,9 | 29,5 |
10 mnd – 1 jr | 24,7 | 27,1 | 28,6 | 31,4 | 23,2 | 25,2 | 27,0 | 29,1 |
1 jr, 1 mnd – 1 jr, 3 mnd | 24,6 | 26,9 | 29,0 | 31,7 | 23,1 | 24,0 | 27,5 | 27,7 |
1 jr, 4 mnd – 1 jr, 6 mnd | 25,0 | 26,1 | 29,3 | 30,4 | 23,8 | 25,8 | 28,1 | 30,0 |
1 jr, 7 mnd – 2 jr | 24,1 | 26,4 | 28,4 | 30,8 | 20,6 | 23,2 | 24,4 | 27,3 |
2 jr, 1 mnd – 3 jr | 21,8 | 23,3 | 25,6 | 27,1 | 21,0 | 22,7 | 25,3 | 26,9 |
3 jr, 1 mnd – 5 jr | 17,9 | 21,2 | 21,3 | 25,8 | 19,2 | 19,8 | 23,5 | 23,8 |
5 jr, 1 mnd – 7 jr | 19,3 | 19,8 | 23,4 | 23,8 | 16,8 | 19,3 | 20,9 | 23,2 |