DDH is een veel voorkomende aandoening bij jonge kinderen. In Nederland ontwikkelt 1 tot 4% van de zuigelingen in de leeftijdsperiode tot 6 maanden DDH [13]. Bij ongeveer 20% van de gevallen is sprake van dubbelzijdige DDH [14].
DDH komt 2,5 tot 3,8 keer zo vaak voor bij meisjes als bij jongens [15] [16]. Van alle zuigelingen met DDH heeft een minderheid (10-27%) één of meer risicofactoren anders dan vrouwelijk geslacht [17].
Ook hebben kinderen met het syndroom van Down [18], het syndroom van Ehlers-Danlos, arthrogryposis, of een neuromusculaire stoornis die zich kenmerkt door spierzwakte of spasticiteit (b.v. spina bifida [19] en cerebrale parese [20], [21]) een verhoogd risico op DDH.
De linkerheup is ongeveer 1,5 keer zo vaak aangedaan als de rechterheup [16]. Dit wordt toegeschreven aan de meest voorkomende ligging in de baarmoeder, waardoor de linkerheup in adductie tegen de moederlijke wervelkolom wordt gedrukt [3][22].