3.1 Epidemiologie

JGZ richtlijn Heupdysplasie (2018)

Heupdysplasie

DDH is een veel voorkomende aandoening bij jonge kinderen. In Nederland ontwikkelt 1 tot 4% van de zuigelingen in de leeftijdsperiode tot 6 maanden DDH [13]. Bij ongeveer 20% van de gevallen is sprake van dubbelzijdige DDH [14]

DDH komt 2,5 tot 3,8 keer zo vaak voor bij meisjes als bij jongens [15] [16]. Van alle zuigelingen met DDH heeft een minderheid (10-27%) één of meer risicofactoren anders dan vrouwelijk geslacht [17]

Ook hebben kinderen met het syndroom van Down [18], het syndroom van Ehlers-Danlos, arthrogryposis, of een neuromusculaire stoornis die zich kenmerkt door spierzwakte of spasticiteit (b.v. spina bifida [19] en cerebrale parese [20][21]) een verhoogd risico op DDH. 

De linkerheup is ongeveer 1,5 keer zo vaak aangedaan als de rechterheup [16]. Dit wordt toegeschreven aan de meest voorkomende ligging in de baarmoeder, waardoor de linkerheup in adductie tegen de moederlijke wervelkolom wordt gedrukt [3][22]

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback