4.4.2 Verwijzing

JGZ richtlijn Heupdysplasie (2018)

Heupdysplasie

De werkgroep adviseert om bij prematuren bij risicofactoren en afwijkende bevindingen beeldvormend onderzoek te laten verrichten op de gecorrigeerde leeftijd van 3 maanden, of binnen 2 weken bij een kind ouder dan de gecorrigeerde leeftijd van 3 maanden. 

Bij vermoeden van een heupluxatie vindt de werkgroep dat het kind op dat moment moet worden verwezen naar de (kinder)orthopeed met het verzoek het kind binnen 2 weken te onderzoeken, zodat behandeling zo nodig tijdig kan worden ingezet. 

De overwegingen voor aanvullend onderzoek op de gecorrigeerde leeftijd van 3 maanden zijn dat ook bij prematuur geboren kinderen de heup nog moet uitrijpen. Daarnaast bezoeken ouders en prematuur geboren kinderen na ontslag uit het ziekenhuis meerdere keren het ziekenhuis. Een extra ziekenhuisbezoek voor aanvullend onderzoek kan een extra belasting zijn voor ouders en kind, en onrust geven in het gezin. Met name erg prematuur geboren kinderen zijn bovendien erg kwetsbaar en lopen makkelijker infecties op, waardoor ziekenhuisbezoeken bij voorkeur beperkt worden. 

De werkgroep benoemt dat bij risicofactoren en/of een vermoeden van dysplasie zonder luxatie de casemanager (kinderarts, jeugdarts of huisarts; zie JGZ-richtlijn ‘Vroeg en/of small for gestational age (SGA) geboren kinderen (2013)’ Deze linkt opent in een nieuw tabblad samen met de ouders beslist op welk moment de verwijzing plaatsvindt, waarbij naar de specifieke omstandigheden van het kind wordt gekeken. Bij de beslissing spelen de belastbaarheid van kind en ouders, mate van prematuriteit en ernst van de afwijkende bevindingen een rol. Bij een vermoeden van dysplasie met luxatie verwijst de jeugdarts op dat moment naar de (kinder)orthopeed met het verzoek het kind binnen 2 weken te onderzoeken.

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback