3.2.2 Bijzonderheden tonus (hypo/hypertonie)

JGZ richtlijn Houding en bewegen (2020)

Houding en bewegen

Beschrijving aandoening

De spierspanning verloopt van laag (hypotoon) via normaal (normotoon) naar hoog (hypertoon).
Hypotonie en hypertonie zijn uitersten in de variatie. Hypotonie en hypertonie zijn geen aandoeningen op zich. Hypotonie en hypertonie kunnen op zichzelf staan, maar kunnen ook een symptoom zijn van een onderliggend probleem in het centrale zenuwstelsel, een neuromusculaire aandoening (zoals Duchenne, spinale spieratrofie) of een syndroom (bijvoorbeeld Down, Prader Willi, Ehlers-Danlos of Marfan).

Epidemiologie

Het is op dit moment niet bekend hoe vaak hypotonie en hypertonie voorkomen, mede omdat er geen eenduidige definities of afkapwaardes zijn.

Gevolgen

Hypotonie kan (afhankelijk van de mate) onder andere leiden tot:

  • Ontwikkelingsachterstand in grove en/of fijne motoriek;
  • Slik- of voedingsproblemen;
  • Spraakproblemen.

 

Hypertonie kan (afhankelijk van de mate) onder andere leiden tot:

  • Problemen in grove en/of fijne motoriek;
  • Slik- of voedingsproblemen;
  • Vermoeidheid.

 

Behandeling

Indien er sprake is van hypotonie of hypertonie zonder bijkomende problemen dan is behandeling niet noodzakelijk.
Indien er sprake is van hypotonie of hypertonie in combinatie met motorische of ontwikkelingsproblemen dan kan behandeling door een eerstelijns therapeut6 zinvol zijn. Indien er slik-, voedings- of spraakproblemen zijn dan kan behandeling bij de (pre)logopedist zinvol zijn.

Taken JGZ
Wijze van signaleren:

De tonus wordt bij kinderen tot 4 jaar beoordeeld met behulp van het Van Wiechen onderzoek.
Na de leeftijd van 4 jaar is actief opsporen niet nodig.

Lichamelijk onderzoek:

Kinderen tot 4 jaar: Voor het beoordelen van de tonus zijn onder andere de kenmerken 54 (Blijft hangen bij optillen onder de oksels) en 55 (Reacties bij optrekken tot zit) van belang. De beschrijving van de diverse kenmerken van het Van Wiechen onderzoek zijn te vinden op de website van het NCJ Deze linkt opent in een nieuw tabblad en in het boek ‘Ontwikkelingsonderzoek in de jeugdgezondheidszorg’ [18].

Jeugdigen vanaf 4 jaar: Indien er vragen of zorgen zijn over de tonus dan onderzoekt de jeugdarts3:

  • Het looppatroon. Als er sprake is van een asymmetrisch looppatroon of het kind niet in staat is tot een normaal looppatroon kan dit wijzen op een onderliggende oorzaak.
  • Opstaan vanuit zittende houding op de grond. Als het kind tijdens het opstaan met de handen op de bovenbenen steunt (Gower’s teken) kan dit wijzen op de aanwezigheid van spierdystrofie of een andere spierziekte als onderliggende oorzaak.

 

Beleid (op basis van consensus werkgroep):

Indien er sprake is van bijzonderheden in de tonus dan wordt (opnieuw) nagevraagd of er bijzonderheden zijn geweest in de familieanamnese, gedurende de zwangerschap, bevalling en eerste levensdagen. Daarnaast is de JGZ-professional extra alert op eventuele bijkomende problematiek op het gebied van voeding, neuromotorische ontwikkeling en spraak.

Hypotonie bij een zich goed ontwikkelende jeugdige: de JGZ-professional geeft preventieve adviezen om de ontwikkeling te stimuleren en vervolgt de ontwikkeling door middel van lichamelijk onderzoek. Hiervoor wordt zo nodig een extra contactmoment afgesproken na 6-12 weken (bij kinderen < 1 jaar) of na 6-12 maanden (bij oudere kinderen).

Adviezen: 

  • 0-1 jaar: stimuleren buikligging. Stimuleer het kind om met de voeten te spelen (voetenspel), bijvoorbeeld met sokjes die geluid maken (tot 6 maanden). Van lig naar zit stimuleren, tijgeren en/of kruipen (8 maanden tot 1 jaar).
  • 1-2 jaar: stimuleren kracht benen, via hurkhouding naar stand, iets van de grond oppakken en gaan staan (eventueel met steun; door de knietjes gaan) en rompkracht stimuleren (zelfstandig van lig naar zit en gaan staan).
  • 2-4 jaar: in spel allerlei oefenvormen aanbieden zoals kikkersprongen, bal rollen in buiklig of klimmen op toestellen; sport- en beweegadvies (zie thema ‘Preventie’), er zijn geen specifieke sporten aan- of af te raden, het plezier in sport is een belangrijke factor.
  • 4-16 jaar: sport- en beweegadvies (zie thema ‘Preventie’). Er zijn geen specifieke sporten aan- of af te raden, het plezier in sport is een belangrijke factor.

 

Bijzonderheden in de tonus in combinatie met andere problematiek (zoals slik- of voedingsproblemen of neurologische problemen): verwijzing naar de kinderarts, eventueel gecombineerd met verwijzing naar kinderfysiotherapeut of (kinder)oefentherapeut en/of (pre-)logopedist. De kinderarts stelt het behandelplan op en is het centrale aanspreekpunt voor ouder.

6Dit kan een kinderfysiotherapeut, (kinder)oefentherapeut of kinderergotherapeut zijn.

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback