3.2 (Neuro)motorisch functioneren

JGZ richtlijn Vroeg en/of small voor gestational age (SGA) geboren kinderen (2013)

Vroeg en/of small voor gestational age (SGA) geboren kinderen

Vroegsignalering (neuro)motorisch functioneren

Zoals beschreven kunnen kinderen die te vroeg en/of SGA geboren zijn gevolgen ondervinden op het gebied van hun motorisch functioneren (motorische achterstand, cerebrale parese, achterstand executief functioneren). Bij het Van Wiechenonderzoek is er aandacht voor het motorisch functioneren. De werkgroep adviseert bij te vroeg en/of SGA geboren kinderen extra alert te zijn op een afwijkende kwaliteit van bewegen, zoals tonus, symmetrie en motorische afwijkingen en bij afwijkingen tijdig door te verwijzen, in overleg met de kinderarts. Zeker bij kinderen die een intraventriculaire bloeding (IVH) hebben gehad en waarbij PVL is gediagnosticeerd en bij kinderen met een verhoogd risico op een vertraagde motorische ontwikkeling. Bij het contactmoment op 5 jaar wordt door de JGZ naar de motoriek gekeken met de Baecke-Fassaert Motoriektest. In het handboek ‘Ontwikkelingsonderzoek in de JGZ’ ([78], pagina 88) staat beschreven dat tonusonderzoek bij te vroeg geboren kinderen lastig kan zijn door een gestoorde tonusregulatie, waarbij hypotonie in korte tijd over kan gaan in hypertonie en de linker- en rechterkant of benen en armen een verschillend beeld kunnen laten zien. Uitgebreid onderzoek wordt door het handboek als niet passend binnen de JGZ beoordeeld. Er wordt geadviseerd bij twijfel te overleggen met de kinderarts of kinderfysiotherapeut. Asymmetrie, dwangstand en stereotype bewegingen zijn altijd alarmerende verschijnselen waar actie op moet worden ondernomen.
Eventueel kan een eenmalig consult door de kinderfysiotherapeut overwogen worden, in overleg met de kinderarts. Grove en fijne motoriek is ook opgenomen in de Dutch Ages and Stages Questionnaire-48 (D_ASQ_48) die, zoals eerder beschreven, bij het Pinkeltje-onderzoek in de Nederlandse setting een instrument bleek met een goede sensitiviteit en specificiteit om de brede ontwikkeling van 1510 (matig) te vroeg geboren kinderen op de leeftijd van 48 maanden (JGZ-contactmoment 3 jaar 9 maanden) te onderzoeken [63].

Zie correctie van de onderzoeksleeftijd voor vroeggeboorte bij het afnemen van het Van Wiechenonderzoek.

Lees voor meer informatie de Evidence van 3.2.1

Aanbevelingen

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback