3.4.1 Interventies en doorverwijzing fysiek functioneren

JGZ-richtlijn Vroeg en/of small voor gestational age (SGA) geboren kinderen

Vroeg en/of small voor gestational age (SGA) geboren kinderen

Groeiafwijkingen in lengte, gewicht en hoofdomtrek

Veel kinderen die te vroeg en/of SGA geboren worden, vertonen een achterstand in lengtegroei, gewicht en hoofdomtrek. Bij de metingen dient altijd uitgegaan te worden van de gecorrigeerde leeftijd. Met name voor de prematuren geldt dat zij deze achterstand meestal grotendeels inlopen, voor SGA geboren kinderen is dit minder vaak het geval. Verwijzing naar gespecialiseerde zorgverleners (kinderarts) is alleen noodzakelijk als er een vermoeden is dat de groeiretardatie een symptoom is van andere problematiek of leidt tot emotionele of ontwikkelingsproblemen. Dit zal meestal pas op latere leeftijd zijn. Een naar boven afwijkende groei van de schedel kan een aanwijzing zijn voor een hydrocephalus en is een indicatie voor verwijzing naar de kinderarts.

Interventies/doorverwijzing bij afwijkingen:

  • Door-/terugverwijzen naar kinderarts, met kopie van de verwijsbrief naar huisarts.

Richtlijnen die geraadpleegd kunnen worden:

  • JGZ-richtlijn ‘Lengtegroei’.
  • JGZ-richtlijn ‘Overgewicht – Preventie, signalering, interventie en verwijzing’.

Visuele- en gehoorstoornissen

Visuele stoornissen
Voor opsporing van visusproblemen wordt verwezen naar de JGZ-richtlijn ‘Opsporing Oogafwijkingen (2019)’.

Prematurenretinopathie (ROP)
Algemeen is men van mening dat kinderen met een geboortegewicht lager dan 1250 gram of een geboortegewicht lager dan 2000 gram die behandeld zijn met zuurstof, onderzocht moeten worden op retinopathie. De retinopathie treedt pas zes tot twaalf weken na de geboorte op en hier wordt op gescreend door de kinderarts. Een onderzoek door de oogarts is geïndiceerd tussen zes en twaalf weken na de bevalling. Strabismus, amblyopie en refractieafwijkingen Zoals wordt beschreven, hebben te vroeg geboren kinderen een verhoogd risico op strabismus, amblyopie en refractieafwijkingen.
Schalij-Delfos beveelt aan om kinderen geboren voor een zwangerschapsduur van 32 weken regelmatig te onderzoeken op de gecorrigeerde leeftijd van 1 jaar, 2,5 jaar en vlak voordat het kind naar de basisschool gaat, dus bij het laatste bezoek aan het consultatiebureau met 3 jaar en 9 maanden. Bij afwijkingen (bijv. ook CVI: cerebrale visuele informatieverwerkingsstoornissen) wordt het kind verwezen naar de oogarts.

Gehoorstoornissen
Voor de gehoorscreening van pasgeborenen bestaat een JGZ-Draaiboek Neonatale Gehoorscreening (2009). Dit heeft ook betrekking op kinderen die in een ziekenhuis zijn opgenomen na de geboorte, maar niet op kinderen die op een NICU zijn opgenomen. Voor kinderen die minimaal 24 uur op een NICU zijn opgenomen verzorgt de NICU de gehoorscreening. Een normale bevinding bij neonatale screening is geen garantie voor normaal gehoor tijdens de kinderleeftijd. Wanneer er aanwijzingen zijn voor gehoorafwijkingen (bij een vertraagde spraak- en taalontwikkeling en/of diffuse reactie van het kind op geluiden of niet-muzikaal brabbelen) wordt een kind verwezen naar een audiologisch centrum voor nadere diagnostiek en behandeling.

Interventies/doorverwijzing bij afwijkingen:

  • Inlichten kinderarts en huisarts, eventueel doorverwijzen naar audiologisch centrum.

Richtlijnen die geraadpleegd kunnen worden:

BPD/longproblemen/benauwdheid
Een kind met BPD kan na ontslag nog ademhalingsproblemen hebben, met of zonder luchtweginfecties. Daarnaast bestaat verhoogde vatbaarheid voor (luchtweg)infecties en RVS-ziekte. Symptomen zijn benauwdheid, hoesten, kortademigheid na BPD/longproblemen.

Interventies/doorverwijzing bij afwijkingen:

  • Gebruikelijke JGZ-adviezen, rekening houdend met verhoogde vatbaarheid en gevolgen van verkoudheid voor te vroeg en SGA geboren kinderen.
  • Niet-rokenadvies aan ouders.
  • Door-/terugverwijzen naar kinderarts, met kopie naar huisarts.

Richtlijnen die geraadpleegd kunnen worden:

  • JGZ-richtlijn ‘Astma’.

 

Voedings- en eetproblemen

Kinderen die in hun eerste levensweken door sondes en/of intubatie een negatieve prikkeling hebben ervaren in het mondgebied, kunnen in een latere fase in de zuigelingentijd mondmotorische problemen hebben. Deze kunnen zich uiten in problemen met het drinken uit de borst of fles, waardoor al vrij vlot extra de hulp van een lactatiekundige, (kinder)diëtist of prelogopedist moet worden ingeschakeld. De werkgroep beveelt aan om bij de eetontwikkeling de leeftijd tot in elk geval 12 maanden te corrigeren voor vroeggeboorte. Voedingsadviezen gebaseerd op de gecorrigeerde leeftijd staan verderop beschreven.
Bij kinderen die op latere leeftijd problemen hebben met het eten van stukjes voeding als brood of stukjes fruit, moet men alert zijn op de mondmotoriek. Deze kinderen gaan als reactie op een stukje voeding direct kokhalzen en eventueel spugen, ze krijgen de voeding niet goed verwerkt in de mond. Het fysiologische proces is dan verstoord. Het is belangrijk dit signaal tijdig te herkennen en de expertise van een prelogopedist in te schakelen. Deze zal het kind begeleiden in het leren eten van vaste voeding en ouders de adviezen en ondersteuning geven die noodzakelijk zijn. Voor prelogopedie is een verwijzing van de huisarts of behandelend kinderarts noodzakelijk.

Interventies/doorverwijzing bij afwijkingen (voedingsproblemen):

  • Door-/terugverwijzen naar (reeds betrokken) diëtist in het ziekenhuis of naar eerstelijns (kinder)diëtist. In enkele gevallen is reeds de (kinder)diëtist vanuit het ziekenhuis betrokken bij voedingsproblemen (regionaal verschillend).
  • Tevens is het van belang aandacht te hebben voor tijdige en adequate introductie van vaste voeding (gecorrigeerde leeftijd 4-6 maanden).
  • Door-/terugverwijzen naar de kinderarts indien er twijfels over of indicaties voor afwijkingen in neurologie/(neuro)motoriek zijn.
  • Doorverwijzing naar prelogopedist bij primaire voedings-/eetproblemen. Soms heeft deze dan ook nog de hulp van de lactatiedeskundige, kinderdiëtist of orthopedagoog nodig.
  • Voedingssamenstelling/verrijkte (post-discharge-)voeding. Er is nog geen landelijk standpunt over de voordelen en complicaties van verrijkte voeding bij te vroeg of SGA geboren kinderen. Aanbeveling is om in overleg met het ziekenhuis voor ontslag hier afspraken over te maken. De VOC pleit echter voor landelijke afspraken en landelijk is men in afwachting van een nieuwe NVK-richtlijn. Cochrane-reviews uit 2005, 2007 en 2012 concluderen uit een meta-analyse dat discharge-voeding op korte termijn (6 maanden) beperkt positieve effecten oplevert en vindt verder geen effecten op langere termijn (12 maanden en 18 maanden) [45][46][139]. Een artikel met een expert opinion van de ESPGHANvoedingscommissie adviseert in elk geval tot 40 weken na de conceptie (en in sommige gevallen tot 52 weken na de conceptie) post-discharge-voeding te overwegen en dit aan te passen aan de groei door constante groeimonitoring ([3]. Zie ook onderstaande toegevoegde aanbevelingen vanuit het ‘Werkboek Enterale en parenterale voeding bij pasgeborenen’ [71].

Richtlijnen/werkboeken die geraadpleegd kunnen worden:

  • JGZ-richtlijn ‘Voeding en eetgedrag’.
  • Werkboek Enterale en parenterale voeding bij pasgeborenen [71], zie sectie 4.1.

 

Liesbreuken, vaccinaties en andere fysieke gevolgen

Het verwijsbeleid bij liesbreuken, vatbaarheid voor (RS-)virussen, infecties, anemie, strabismus, icterus prolongatus > 3 weken, snelle toename hoofdomtrek, ademhalingsproblemen, tonusregulatieproblematiek, heropnames in het ziekenhuis en bij andere fysieke gevolgen die in de eerste twee jaar optreden zal aansluiten bij het beleid bij niet te vroeg of SGA geboren kinderen met dezelfde problematiek en soms een indicatie zijn voor overleg en terug-/doorverwijzen naar de kinderarts en/of huisarts. ‘Normale’ gevolgen van vroeggeboorte in de eerste levensjaren die meestal geen directe actie behoeven (na overleg met kinderarts) zijn: afwijkingen als gevolg van het lange liggen (bijvoorbeeld afgeplat hoofd), littekens van infusen e.d., nog niet ingedaalde testikels (de testikels dalen vaak later vanzelf in, dit moet wel binnen 6 maanden kalenderleeftijd gebeurd zijn, zie multidisciplinaire richtlijn Signalering en verwijzing bij niet-scrotale testes op de NCJ-richtlijnen website), navelbreuken, huilen en overprikkelbaarheid (bij huilen/ overprikkelbaarheid kan een gedragsinterventie als IBA-IP/ToP-ondersteuning (zie losse bijlage Interventies NICU-afdeling of vlak na ontslag) ingezet worden).
Omdat deze laatstgenoemde klachten uiting kunnen zijn van onderliggende problematiek is het van belang (kort) met de kinderarts te overleggen. In alle gevallen kunnen de gewoonlijke JGZ-adviezen gegeven worden en blijft oplettendheid van belang. Hydrocephalus (een waterhoofd) kan bij kinderen die te vroeg geboren zijn ontstaan na post-hemorragische ventrikeldilatatie (PHVD; zie ook richtlijn ‘Behandeling hydrocephalus bij 0-2 jarigen’, een initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Neurochirurgie (NVVN) uit 2011).

Bij de eerste set vaccinaties wordt aanbevolen:

  • Om niet te corrigeren voor de vroeggeboorte of het geboortegewicht.
  • Bij kinderen die geboren zijn met een zwangerschapsduur van minder dan 32 weken 24-48 uur monitorbewaking te overwegen in verband met het verhoogde risico op cardiorespiratoire incidenten, dit ter beoordeling door de kinderarts.
  • Passieve immunisatie tegen RSV-ziekte te indiceren voor: ex-prematuren met BPD, kinderen met ernstige BPD en behandelingbehoefte in het 2e levensjaar, ex-prematuren met een zwangerschapsuur van < 32 weken (standpunt Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde ([26]). Bij ontslag uit het ziekenhuis met monitor en/of sondevoeding thuis wordt aanbevolen om de ervaringen van ouders hiermee bij het eerste JGZ-huisbezoek/eerste contactmoment JGZ na ontslag met hen te bespreken en dit op te nemen in de (warme) overdracht met het ziekenhuis rondom ontslag (zie ook sectie 5 Samenwerking en afstemming in de zorgketen).

Richtlijnen die geraadpleegd kunnen worden met betrekking tot overige fysieke gevolgen:

  • Multidisciplinaire richtlijn ‘Signalering van en verwijzing bij niet-scrotale testes’.
  • JGZ-richtlijn ‘Preventie, signalering en aanpak van voorkeurshouding en schedelvervorming’.
  • Kennissynthese en LESA Dysplastische Heup Ontwikkeling (DHO).

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback