Daar waar de JGZ echt integraal (van 0-19 jaar) werkt, is formeel geen sprake meer van een overdracht. Er bestaan echter nog op diverse plaatsen JGZ-organisaties die nog niet integraal werken. Het moment waarop het kind niet meer volgens vaste contactmomenten op kortere termijn (d.w.z. binnen 1 jaar) gezien wordt, verdient sowieso extra aandacht. Op dat moment kan bepaald worden hoe eventuele extra zorg in het vervolgtraject vormgegeven moet worden en kan er een goede overdracht (aan de JGZ 4-19 jaar) plaatsvinden. De JGZ 0-4 jaar is ervoor verantwoordelijk dat op het moment dat de zorg overgaat naar de jeugdarts 4-19 jaar het complete dossier wordt overgedragen. Als hierbij sprake is van een andere JGZ-organisatie en indien het kind nog onder controle of behandeling is van andere zorgverleners, zoals de kinderarts, worden deze van de overdracht op de hoogte gesteld.
Deze richtlijn kan ook als achtergrond gebruikt worden door de JGZ 4-19 jaar of in het zorgtraject op de schoolleeftijd.
Specifieke aandachtspunten bij de zorg van kinderen op de schoolleeftijd zijn mogelijke late gevolgen van vroeg- en/of SGA-geboorte die eerder nog niet evident zijn, maar wel in de schoolperiode zichtbaar kunnen worden. Een subtiele ontwikkelingsachterstand wordt vaak pas op de schoolleeftijd duidelijk. Ook aandacht voor lichamelijke gevolgen is belangrijk: een aanzienlijk deel van de te vroeg en/of SGA geboren kinderen ontwikkelt vóór de leeftijd van 19 jaar (pre)hypertensie [62]. De JGZ in de schoolleeftijd zal mogelijk een meer signalerende en verwijzende functie hebben. Een sociale kaart van deskundigen die goed onderbouwde en onderzochte interventies kunnen geven is daarbij ondersteunend.