Nazorgmodellen
In diverse regio’s zijn nazorgprotocollen ontwikkeld waarin duidelijke afspraken zijn gemaakt over de taakverdeling tussen JGZ en kinderarts. Belangrijk is dat eventuele problemen tijdig worden gesignaleerd en de juiste behandeling of begeleiding kan worden geboden. De (kosten)- effectiviteit van deze modellen is niet wetenschappelijk geëvalueerd. Uit het onderzoek van Van der Pal en Buitendijk ([104]) blijkt dat ouders zeer tevreden zijn over dit soort nazorgmodellen. Hieronder worden enkele voorbeelden besproken.
Het Dordtse model (Regio Zuid-Holland Zuid) omvat een geprotocolleerde verdeling in multidisciplinair nazorgbureau, extra-aandachtbureaus bij thuiszorg en extra zorg op reguliere contactmomenten bij de JGZ. Cliënten- en medewerkertevredenheid zijn geëvalueerd en positief bevonden.
In de provincie Friesland werkt de JGZ nauw samen met het Medisch Centrum Leeuwarden (MCL), waar het ToP-programma (ToP = Transmurale Ontwikkelingsondersteuning voor Prematuur geboren kinderen en hun ouders) uitgevoerd wordt. ToP is een preventief interventieprogramma dat speciaal ontwikkeld is om ouders van vroeg geboren kinderen na ontslag uit het ziekenhuis te ondersteunen (https://www.top-eop.nl/top-programma). Het ToP-programma is evidence-based. Het wordt sinds 2010 in de regio Amsterdam geïmplementeerd en in een toenemend aantal andere regio’s in Nederland toegepast, wat navolging van dit Friese model mogelijk maakt.
Het Groene Hart Ziekenhuis in Gouda werkt samen met de JGZ in de GO-poli (Groei enOntwikkelingspoli). Op deze poli werken de afdeling kindergeneeskunde van het GHZ ende JGZ samen. Ouders hoeven daardoor niet naar een kinderarts én naar de JGZ, maar alleen naar de GO-poli. In de eerste week na thuiskomst vindt een huisbezoek plaats door de jeugdverpleegkundige van de JGZ. Daarna vinden controles plaats op de GOpoli in het ziekenhuis. Kinderen worden gezien door de kinderverpleegkundige en afwisselend een kinderarts en een jeugdarts, en volgens schema door een logopedist en een kinderfysiotherapeut. Indien nodig kan er een afspraak gemaakt worden bij maatschappelijk
werk, een psycholoog of een revalidatiearts. De kinderen blijven in principe onder controle totdat ze 4,5 jaar zijn.
Ziekenhuis Gelderse Vallei heeft een couveusenazorgbureau, waarin de volgende disciplines samenwerken: kinderarts, jeugdarts, jeugdverpleegkundige (neonatologie), kinderfysiotherapeut, logopediste, lactatiekundige. Een kind komt in aanmerking voor het couveusenazorgbureau als het onder behandeling is van een kinderarts in het ziekenhuis (voorafgaand kan het kind in behandeling zijn geweest in een universitair medisch centrum), als het kind geboren
is bij een zwangerschapsduur van minder dan 33 weken, het kind een geboortegewicht heeft lager dan 1500 gram of als het kind een bijzondere problematiek heeft.
In het nazorgprotocol van het St. Antonius Ziekenhuis Nieuwegein wordt onderscheid gemaakt tussen prematuren < 32+0 weken en/of een geboortegewicht < 1500 gram en prematuren 32+0 tot 37+0 weken en/of een geboortegewicht > 1500 gram. De eerste groep wordt tot 24 maanden begeleid door de kinderarts en niet door de JGZ. De tweede groep wordt na thuiskomst in principe begeleid door de JGZ. In het protocol is beschreven welke aspecten extra aandacht krijgen (naast de basiszorg) en welke extra zorg ingezet kan worden.