Doel en doelgroep
De Haamstede-definitie van richtlijnen luidt als volgt:
‘Een richtlijn is een document met aanbevelingen, adviezen en handelingsinstructies ter ondersteuning van de besluitvorming van professionals in de zorg en patiënten, berustend op resultaten van wetenschappelijk onderzoek met daarop gebaseerde discussie en aansluitende meningsvorming, gericht op het expliciteren van doeltreffend en doelmatig medisch handelen’[215].
Het doel van deze multidisciplinaire richtlijn is het ondersteunen van zorgverleners bij het informeren, stimuleren en adviseren van ouders die borstvoeding (willen) geven aan gezonde zuigelingen. Hiermee wordt ingezet op een optimaal verloop van het borstvoedingsproces. Het uitgangspunt van deze richtlijn is het WHO standpunt dat moedermelk de optimale voeding is voor zuigelingen en jonge kinderen. Bij het opstellen van de richtlijn is het geven van borstvoeding (en niet kunstmatige zuigelingenvoeding) als uitgangspunt gehanteerd.
Ouders dienen consistent en objectief (en niet door commercie gekleurd) geïnformeerd te worden over het geven van borstvoeding. Ook dient het borstvoedingsproces professioneel te worden begeleidϒ. Professionele begeleiding houdt ook in dat moeders die, hoe graag ze ook willen, niet in staat blijken om (volledige) borstvoeding te geven, en moeders die ervoor kiezen om geen (volledige) borstvoeding te geven, zonder oordeel worden begeleid.
Deze richtlijn is ontwikkeld voor zorgverleners die te maken hebben met moeders van gezonde zuigelingen die borstvoeding (willen) geven. Bij begeleiding en ondersteuning bij borstvoeding zijn veel verschillende zorgaanbieders betrokken. De borstvoedingsketen begint bij de ouders zelf en loopt via de verloskundige, via zorgaanbieders in ziekenhuizen(kinderartsen, neonatologen, gynaecologen, O&G-verpleegkundigen, kinderverpleegkundigen), de kraamzorg en huisartsen tot en met de jeugdgezondheidszorg, met daarbij verschillende samenwerkingspartners (zoals lactatiekundigen, borstvoedingsorganisaties, diëtisten, kinderdagverblijven, apothekers, (dokters-/apothekers)assistenten). In specifieke gevallen kan deze richtlijn ook aan andere disciplines waardevolle informatie bieden, zoals voor medewerkers van kinderdagverblijven, in geval van HIV voor internisten en HIV-behandelaren, en bij een korte tongriem voor (kaak)chirurgen, KNO-artsen en logopedisten. Gebleken is dat zorgverleners tegenstrijdige informatie en ondersteuning bieden. Dit leidt tot verwarring die het zelfvertrouwen aantast en tot verschillen in succespercentages en belevingen van moeders[214];[216]. Deze richtlijn biedt uniforme informatie voor al deze zorgverleners. De afbakening van de taken van deze zorgverleners ligt soms voor de hand, maar dient daarnaast lokaal te worden afgestemd.
Totstandkoming
Deze richtlijn is tot stand gekomen in twee fasen. In fase 1 (2007 – 2009) is gestart met het opstellen van de knelpuntanalyse en de uitgangsvragen. In 2009 werd de eerste versie van de richtlijn voorgelegd aan diverse beroepsgroepen en betrokken partijen. Er kon echter niet tot accordering van alle partijen gekomen worden. Om die reden heeft het traject een doorstart gekregen in de vorm van een eerste herziening. Deze fase is gestart in 2013. In december 2014 is de herziene richtlijn ter accordering aangeboden.
Wetenschappelijke onderbouwing
Voor de beschrijving van de anatomie en fysiologie van borstvoeding zijn verschillende leerboeken gebruikt. De overige delen van de richtlijn zijn zo veel mogelijk gebaseerd op bewijs verkregen uit systematisch literatuuronderzoek. Er is door de informatiespecialist gezocht naar artikelen in het Nederlands en Engels in de databases van PubMed, Cochrane en MIDIRS, gepubliceerd vanaf 1998. Indien dit geen of weinig relevante literatuur opleverde, werd de zoekopdracht uitgebreid naar eerdere jaren. In tweede instantie zijn artikelen uit referentielijsten van opgevraagde literatuur gehaald (‘sneeuwbalmethode’). Als laatste werd door de werkgroepleden literatuur ingebracht. De aldus verzamelde artikelen zijn door de redactieleden, in samenspraak met de TNO-epidemioloog, beoordeeld op relevantie en kwaliteit. Voor de beoordeling van de methodologische kwaliteit van individuele studies en het graderen van de kwaliteit van het bewijs is gebruik gemaakt worden van de EBRO-systematiek ontwikkeld door het CBO (zie bijlage 2).
Eerste herziening
De onderhavige versie betreft een eerste herziening van de versie uit 2009. Primaire doelstelling van dit traject was om tot consensus te komen met alle betrokken partijen, uitgaande van de tekst uit 2009 en de daarbij geleverde commentaren van de niet accorderende partijen. Uitbreiding en nieuwe intensieve literatuursearches behoorden niet tot het doel van deze eerste herziening.
Alle partijen uit de eerste fase zijn opnieuw, met grotendeels dezelfde vertegenwoordigers, bijeen gekomen tijdens twee werkgroepsessies. Er is met name practice-based gekeken en daar waar nodig is recente literatuur gezocht of door experts uit de werkgroep aangedragen, en toegevoegd. In december 2014 is de richtlijn opnieuw ter accordering aangeboden aan alle partijen.
Toekomstige Herziening
Volgens de methode van Evidence Based Richtlijnontwikkeling (EBRO) verdient het aanbeveling om na uiterlijk vijf jaar te bepalen of de richtlijn nog actueel is. Bij belangrijke nieuwe ontwikkelingen binnen deze termijn kan de richtlijn eerder worden geactualiseerd. Niet-inhoudelijke wijzigingen kunnen tussentijds worden doorgevoerd.