Sinds 1984 is de incidentie van wiegendood in Nederland gedaald van 120 per 100.000 levend geborenen naar 9 / 100.000 in 2004.
Inmiddels is door epidemiologisch onderzoek een groot aantal risicofactoren onderkend. Naast de “klassieke” factoren als buikligging, warmtestress, uitwendige adembelemmering, onveilig bedmateriaal, roken, sederende medicatie en gebrek aan toezicht zijn er ook nieuwe risicofactoren aan het licht gekomen zoals samen slapen met ouder(s) in één bed. Toch worden gelukkig verreweg de meeste baby’s die blootstaan aan deze risicofactoren niet getroffen door wiegendood. Hoe komt dat?
De laatste tijd is door experimenteel onderzoek meer inzicht ontstaan in een mogelijk basale afwijking die predisponeert voor het optreden van wiegendood. de meeste aandacht gaat daarbij uit naar onderzoek dat wijst op een aangeboren of verworven afwijking van het cardiorespiratoire regelcentrum in de hersenen waardoor de wek-reactie (“arousal”) gestoord is.
Van risicofactoren als buikligging, prenataal en postnataal passief roken, warmtestress, “rebreathing” en sommige medicamenten is bekend dat zij de centrale prikkeldrempel verhogen, respectievelijk de activiteit van het regelcentrum verlagen. ook zijn er factoren, die het risico voor wiegendood verlagen, zoals het geven van borstvoeding en het gebruik van een fopspeen, omdat mogelijk daardoor de centrale wekbaarheid wordt verhoogd. Zo wordt het iets duidelijker waarom bepaalde risicofactoren, al of niet in combinatie met elkaar, bij sommige kinderen kunnen leiden tot wiegendood terwijl talloze andere kinderen, die blootstaan aan dezelfde risicofactoren voor wiegendood, gespaard blijven. Maar veel onderzoek zal nog nodig zijn naar de aard en oorzaak van de basale stoornis.
De diagnose wiegendood kan pas worden gesteld op basis van een zorgvuldige anamnese, een onderzoek ter plaatse van het overlijden en een volledig pediatrisch- en pathologisch postmortaal onderzoek. de bevinding van lichamelijke afwijkingen, die evenwel geen volledige verklaring voor de dood geven, hoeft de diagnose wiegendood niet in de weg te staan.
Voortgaand onderzoek en onverminderde voorlichting zullen nodig zijn om wiegendood verder op te helderen en, indien mogelijk verder terug te dringen.