2.2 Begripsomschrijving

JGZ-richtlijn Preventie wiegendood

Preventie wiegendood

Er bestaat geen algemeen aanvaarde definitie, classificatie en diagnose van wiegendood. 

De American Academy of Pediatrics hanteert de volgende definitie voor “sudden infant death syndrome” (SIDS): “The sudden death of an infant under 1 year of age, which remains unexplained after a thorough case investigation, including performance of a complete autopsy, examination of the death scene, and a review of the clinical history” [5]

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) volgt in Nederland de International Statistical Classification of Diseases, Injuries and Causes of Death (ICD) waarbij de diagnose wiegendood (nu code R95) alleen toegekend kan worden aan kinderen vanaf 1 week tot <1 jaar oud. Het beeld van wiegendood komt in Nederland in ongeveer 15 % van de gevallen echter voor bij kinderen in hun tweede jaar [81]. Dus wordt door het CBS een deel van de gevallen van wiegendood niet onder deze code geregistreerd. 

Om deze reden wordt in Nederland (sinds 1991) en in veel andere landen tegenwoordig de diagnose wiegendood in ruimere zin gebruikt. de omschrijving luidt: “Wiegendood is het plotseling en onverwacht overlijden van een kind beneden de leeftijd van twee jaar, dat ogenschijnlijk gezond of in elk geval niet duidelijk ziek was en bij wie geen lichamelijke afwijking is vastgesteld die op zichzelf het overlijden voldoende verklaart”. 

De diagnose berust idealiter op een zorgvuldige anamnese, onderzoek ter plaatse van het overlijden, pediatrisch postmortaal onderzoek en een volledige obductie. Een Protocol Postmortaal Pediatrisch en Pathologisch onderzoek is door de betrokken beroepsverenigingen aanvaard [131]

In Nederland is, na eerdere studies sedert 1969, opnieuw – in aansluiting op de European Concerted Action on SIDS (ECAS) – van september 1996 tot september 2001 landelijk onderzoek naar wiegendood verricht en gepubliceerd door de Landelijke Werkgroep Wiegendood (LWW) [81]; sindsdien wordt dit onderzoek voortgezet. 

In een aantal gevallen van wiegendood worden wel lichamelijke afwijkingen gevonden, die op zichzelf geen afdoende verklaring geven voor het overlijden van het te voren meestal gezonde kind. Er bestaat zo een vloeiende overgang tussen wiegendood zònder geassocieerde afwijkingen en het plotseling onverwacht overlijden dat volledig verklaard kan worden door de gevonden afwijkingen en dus geen wiegendood volgens de definitie is. Een verdere differentiatie van het begrip wiegendood volgens de Avon classificatie van de wiegendoodwerkgroep van Bristol kan bijdragen tot een betere indeling en zo meer duidelijkheid verschaffen [53].

Wiegendoodrubricering, in gebruik bij de Landelijke Werkgroep Wiegendood, op basis van de Avon classificatie:

Wiegendood A Geen abnormale lichamelijke bevindingen of abnormale lichamelijke bevindingen die vermoedelijk niet aan het overlijden hebben bijgedragen
Wiegendood B Lichamelijke bevindingen die mogelijk aan het overlijden hebben bijgedragen
Wiegendood C Uitgebreide of ernstige lichamelijke afwijkingen maar geen complete verklaring voor het overlijden
Geen wiegendood  Lichamelijke bevindingen die het overlijden volledig verklaren

 

Tot wiegendood worden ook die zeldzame gevallen gerekend die ook wel “uitgestelde wiegendood” worden genoemd; daarbij wordt een baby in een uitermate slechte toestand aangetroffen en overlijdt het kind ondanks reanimatiepogingen na een korter of langer interval alsnog, zonder dat een lichamelijke afwijking aan het licht is gekomen die deze calamiteit verklaart.

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback