Zijligging is een minder grote risicofactor voor wiegendood vergeleken met buikligging: de multivariate OR bedraagt 2.27 (95 % CI 1.25-4.11) [15]. Aanvankelijk werd zijligging door de American Academy of Pediatrics (AAP) dan ook niet ontmoedigd. Vanwege de kans op secundaire buikligging vanuit zijligging werd in Nederland zijligging toch afgeraden, behalve in de eerste twee weken na de geboorte, omdat wiegendood in die periode zelden voorkomt.
Inmiddels heeft de AAP zijn advies bijgesteld en wordt geadviseerd om vanaf de geboorte altijd zijligging te vermijden, ook voor vroeggeborenen ([4]; http://aappolicy.aappublications.org/cgi/content/full/pediatrics;116/5/1245; [3]). Voor preterm geborenen en baby’s met een laag geboortegewicht, die volgens de NIDCAP methode (Newborn Individualized Developmental Care and Assessment Program) worden verpleegd in flexiehouding in buik- of zijligging, wordt geadviseerd om vóór het ontslag uit het ziekenhuis het kind aan rugligging te wennen en bij ontslag aan de ouders het advies te geven om thuis rugligging te blijven toepassen. Voor vroeggeborenen en baby’s met laag geboortegewicht is het risico van zijligging namelijk bijna 7 maal groter dan voor à terme geborenen [15].
In Nederland is anno 2005 het percentage zuigelingen dat in de tweede levensmaand altijd of soms in zijligging te slapen wordt gelegd, met de daarmee gepaard gaande kans op secundaire buikligging, nog steeds zeer hoog, namelijk 31 % (de Jonge 2006). daarom is het advies van de AAP zinvol om de baby vanaf de geboorte altijd in rugligging te slapen te leggen, zodat voorkomen wordt dat de baby veel later dan de eerste twee weken nog in zijligging te slapen wordt gelegd.