Richtlijn: Preventie wiegendood (2009, Landelijke Samenwerkingsafspraken 2017)

LSA Preventie van wiegendood

Het plotseling en onverwacht overlijden van een ogenschijnlijk gezonde zuigeling, ook wel wiegendood genoemd, is een van de grootste trauma’s die een ouder kan meemaken. In Nederland heeft voortgaande preventie de incidentie van dit ingrijpende verlies teruggebracht van iets minder dan 200 baby’s in 1986 naar nu 10 tot 15 baby’s per jaar. Ook nu de incidentie laag is, blijft specifieke aandacht voor dit onderwerp en afstemming tussen beroepsgroepen nodig. Er zullen altijd nieuwe ouders zijn die baat hebben bij betrouwbare voorlichting. Ontwikkelingen in het buitenland tonen aan dat aandacht kan verslappen, juist omdat wiegendood zo weinig voorkomt, met als gevolg dat de aantallen weer toenemen. Deze overwegingen hebben geleid tot het opstellen van een Landelijke Samenwerking Afspraak (LSA).

Doel

Deze LSA geeft aanbevelingen voor samenwerking tussen alle professionals die op enigerwijze betrokken zijn bij de preventie van wiegendood van zuigelingen, opdat ouders op ieder moment en van alle professionals inhoudelijk dezelfde voorlichting en adviezen ontvangen.

Voor wie bedoeld

Alle professionals die op enigerwijze betrokken zijn bij zuigelingen, op volgorde van de ketenzorg:

  • verloskundige, verloskundig actieve huisarts en gynaecoloog (verder: verloskundig zorgverlener)
  • kraamverzorgende
  • obstetrie- en kraamverpleegkundige
  • zorgverleners die zich bezig houden met zieke en/of kwetsbare zuigelingen: kinderarts, neonatoloog, neonatologie-/kinderverpleegkundige, ambulanceverpleegkundige, SEH verpleegkundige en kinder-IC verpleegkundige
  • jeugdverpleegkundige, verpleegkundig specialist, jeugdarts
  • lactatiekundige, babyconsulente
  • huisarts, dokters-/praktijkassistent 
  • kinderfysiotherapeut 
  • gastouders en medewerkers van de kinderopvang op een kinderdagverblijf (later genoemd: kinderopvang)

Kernpunten voor optimale samenwerking

  • De LSA Preventie van wiegendood is het resultaat van overleg tussen vertegenwoordigers van beroeps- en brancheverenigingen van verloskundig zorgverleners, kraamverzorgenden, jeugdartsen, jeugdverpleegkundigen, neonatologie- en kinderverpleegkundigen, huisartsen, kinderartsen/neonatologen, kinderfysiotherapeuten, lactatiekundigen en medewerkers in de kinderopvang over de gewenste afspraken rond de preventie van wiegendood. Deze beroepsgroepen moeten kennis hebben van de inhoud van hun eigen richtlijn en deze LSA. Beide moeten gebruikt worden om op regionaal of lokaal niveau concrete werkafspraken te maken, rekening houdend met de lokale situatie.
  • Alle professionals moeten dezelfde voorlichting en adviezen aangaande veilig slapen en de preventie van wiegendood hanteren. Voor prematuur geboren baby’s en/of baby’s met een laag geboortegewicht vullen specifieke adviezen de basisadviezen aan. 
  • Voorlichting en adviezen zijn gebaseerd op bestaande evidentie. Die evidentie is beschreven in bestaande richtlijnen. Onderwerpen die pas sinds kort in de belangstelling staan in relatie tot de preventie van wiegendood, zoals de risico’s van het slapen van een baby op een bank en de (zeldzame) risico’s van huid-op-huid contact kort na geboorte of tijdens borstvoeding, worden apart in deze LSA genoemd.
  • Bij het voorlichten en adviseren houden professionals rekening met de leeftijd en de ontwikkelingsfase van het kind.
  • Professionals zoeken naar aansluiting bij het begripsniveau van de (aanstaande) ouders. In het bijzonder houden zij rekening met ouders met beperkte gezondheidsvaardigheden (bijvoorbeeld ouders die laaggeletterd zijn, de Nederlandse taal onvoldoende beheersen of een laag ontwikkelingsniveau hebben) en ouders die met andere cultureel gebonden opvattingen, gewoonten en gebruiken vertrouwd zijn.
  • Wanneer een professional constateert dat een ouder, al dan niet gemotiveerd, besluit af te wijken van de adviezen, noteert de professional dit in het (digitaal) dossier. Maak regionaal duidelijke afspraken wie op welke wijze en wanneer hierover communiceert. 
  • Professionals informeren ouders dat bij verwijzing gegevensuitwisseling hierover tussen huisarts en jeugdarts of tussen jeugdarts/-verpleegkundige en kinderarts/-verpleegkundige routinematig plaatsvindt.
  • Professionals maken regionale afspraken over wie welke voorlichtingsmaterialen en websites gebruikt ter ondersteuning van de adviezen ter preventie van wiegendood. Gebruik voor beschikbaarheid van adequate, consistente voorlichtingsmaterialen (verkrijgbaar via de websites van www.ncj.nl en www.veiligheid.nl). Evalueer jaarlijks of de gemaakte afspraken nog volstaan.
  • Professionals zorgen voor onderlinge bereikbaarheid, zodat de mogelijkheid voor afstemming en overleg wordt geoptimaliseerd. Hiertoe moeten verloskundig zorgverleners, kraamverzorgenden, huisartsen, jeugdartsen en de overige disciplines met contactgegevens opgenomen zijn in de sociale kaart van de regio, bijvoorbeeld via zorgplatforms. Controleer jaarlijks of de gegevens nog kloppen.
  • Professionals maken regionaal heldere afspraken over het vervolgtraject wanneer in een gezin een kind plotseling is overleden onder het beeld van wiegendood en moeder opnieuw zwanger wordt. Hierbij hanteert iedere beroepsgroep het protocol ‘Zorg voor het volgend kind’ (NCJ) en vult dit in zoals beschreven.

Download de gehele LSA, of lees online verder over de volgende thema's


Pagina als PDF