In Nederland sliep in 1999 in de tweede en derde levensmaand ruim 13 % van de baby’s de laatste nacht voor het interview bij de ouders in bed [65]. In 2005 sliep nog 10 % van dezelfde leeftijdsgroep meestal en het grootste deel van de nacht bij de ouders in bed (de Jonge 2006). Het lijkt in Nederland een afnemende gewoonte te zijn maar komt in bevolkingsgroepen met een laag inkomen in de VS in ongeveer 50 % voor en is daar sterk cultureel en economisch bepaald [17]. Er is volgens sommigen in de eerste drie levensmaanden een sterke correlatie tussen samen slapen bij de ouders in bed en het geven van borstvoeding ([9]; [14]). Samen slapen bevordert de duur (in weken) van de borstvoeding met name in de laagste sociale klassen [9]. Andere onderzoekers konden deze correlatie tus sen samen slapen en prevalentie en duur van de borstvoeding niet aantonen ([17]; [112]).
Bij wiegendoodkinderen wordt een verhoogde prevalentie van samen slapen gevonden in vergelijking met een controlegroep. Het risico van wiegendood is groter voor de jongere baby, die ’s nachts bij een ouder in bed slaapt, speciaal als de ouder een roker is, alcohol heeft gebruikt, zeer vermoeid is en onder een dekbed slaapt. Vooral de interactie van samen slapen met roken van de ouders is sterk ([113]; [164]). Voor vroeggeborenen en baby’s met een laag geboortegewicht geeft het samen slapen een aanzienlijk verhoogde kans op wiegendood [15]. Wanneer voor alle bekende risicofactoren wordt gecorrigeerd, veroorzaakt het samen slapen volgens Blair ([12]) nog steeds een verhoogd risico voor wiegendood (gecorrigeerde OR 9.78; 95 % CI 4.02-23.83); alleen in een beperkte statistische analyse, waarbij werd gecorrigeerd voor alcohol gebruik door de moeder, gebruik van een dekbed, vermoeidheid van de ouders en woningnood en niet werd gecorrigeerd voor roken en evenmin werd gestratificeerd voor de leeftijd van de baby, was het risico van samen slapen niet significant verhoogd (gecorrigeerde OR 1.35; 95 % CI 0.83-2.20). Volgens Carpenter ([22]) is dit risico alleen nog in de eerste 8 weken aanwezig. ook in ander buitenlands onderzoek bleek het verhoogde risico vanaf 3-6 maanden niet meer aan toonbaar ([112], [113]; [164]).
In Nederland bleek uit onderzoek van 1996-2006 van de Landelijke Werkgroep Wiegendood dat het samen slapen alleen voor baby’s van 0-4 maanden een verhoogd gecorrigeerd risico voor wiegendood gaf en wel des te meer naarmate de baby jonger was [148].
Tabel. Extra risico (Odds Ratio en 95% Confidence Interval) voor wiegendood van samen slapen met ouders, voor kinderen van 1 tot 6 maanden na correctie voor roken van beide ouders en voor de leeftijd van de baby en al of niet gecorrigeerd voor borstvoeding, gebaseerd op vergelijking met een controlegroep:
model | 30-60 dagen | 60-90 dagen | 90-120 dagen | 120-180 dagen |
niet gecorrigeerd voor borstvoeding |
OR 9.1 CI 4.2 – 19.4 |
OR 4.0 CI 2.3 – 6.7 |
OR 1.7 CI 0.9 – 3.4 |
OR 1.3 CI 1.0 – 1.6 |
gecorrigeerd voor borstvoeding |
OR 11 CI 5 – 24 |
OR 4.9 CI 2.8 – 8.4 |
OR 2.1 CI 1.1 – 4.2 |
OR 0.9 CI 0.3 – 2.7 |
Borstvoeding verlaagde in het LWW-onderzoek het risico voor wiegendood, gecorrigeerd voor samen slapen, roken en leeftijd van het kind, met een factor 3 (OR 0.36; 95% CI 0.21 – 0.60). Maar tijdens samen slapen domineert het nadelige effect van samen slapen zo sterk dat dit niet opweegt tegen het beschermende effect van borstvoeding (tabel).
Samen slapen met een ouder op een bank of in een armstoel heeft een zeer groot risico; volgens Blair et al ([12]): OR 49.99; 95 % CI 5.04-475.6.
Het samen slapen met een ouder met adipositas kan volgens Carroll-Pankhurst ([20]) ook een extra risico opleveren voor wiegendood op gemiddeld jongere leeftijd. Dit overlijden door ‘doodliggen’ wordt ook tot het ruimere begrip wiegendood gerekend maar is wel een specifieke categorie uit een oogpunt van preventie. Er is kritiek geleverd op dit onderzoek wegens het ontbreken van een controlegroep [13]. In de grote Nieuw-Zeeland “Cot Death Study” was het lichaamsgewicht van de moeder geen onafhankelijke risicofactor voor wiegendood en vergrootte adipositas van de moeder de kans op wiegendood tijdens samen slapen niet [126].
Conclusie:
In Nederland overleed tussen 1996 en 2003 in de eerste 6 levensmaanden één op vier wiegendood kinderen tijdens samen slapen met de ouders in één bed. Wiegendood tijdens samen slapen met de ouders in één bed deed zich toen in het eerste halfjaar in ongeveer 1 op 5000 gevallen van samen slapen voor. Bij ouders, die niet roken, kwam wiegendood tijdens samen slapen alleen in de eerste 3 à 4 maanden vaker voor dan in de controlegroep.
Daarom is in een huis waar de ouders niet roken de veiligste slaapplaats voor een baby onder 4 maanden zijn of haar eigen wieg of kinderbed op de ouderslaapkamer. Bij rokende ouders is het veiliger deze termijn te verlengen tot 6 maanden. Dit advies wordt nu ook in buitenlands onderzoek gegeven ([97]; American Academy of Pediatrics 2005). Toch staat de veiligheid van samen slapen met niet-rokende ouders en zonder andere risicofactoren ter discussie [180]. De overgrote meerderheid van de auteurs is evenwel van mening dat ook dan de kans op wiegendood onder de leeftijd van 4 maanden is vergroot ([24]; [38]; [148]). Gegeven het belang van borstvoeding vanaf de geboorte, is het veiliger om de baby – na de borstvoeding in moeders bed – weer terug te leggen in de eigen wieg op de kamer van de ouders. ongeacht het feit dat borstvoeding in het algemeen de kans op wiegendood met een factor 3 verlaagt, blijft het risico van samen slapen in de eerste levensmaanden zo dominant aanwezig dat maximale veiligheid alleen wordt bereikt door af te zien van samen slapen in de eerste 4 maanden. Na de leeftijd van 4 of 6 maanden blijft het ouderlijk bed voor baby’s, ongeacht het samen slapen, een slaapplaats met – weliswaar vermijdbare – extra risicofactoren zoals dekbed, kussen en te zacht matras.