2.5.16  Roken (Ouderfactor)

JGZ-richtlijn Preventie wiegendood

Preventie wiegendood

Passief roken

Na buikligging is passief roken, met een sterke dosis-effectrelatie, de belangrijkste risicofactor voor wiegendood die te voorkomen is (Mitchell & Milerad, review 1999). 

Mogelijke verklaringen voor de relatie tussen passief roken en wiegendood

Prenatale expositie aan tabaksrook heeft mogelijk een groter effect dan postnatale blootstelling [165]. Uit proefdieronderzoek is bekend dat expositie van de foetus aan nicotine tot gevolg heeft dat foetale hypoxie / ischaemie ontstaat en dat reductie van hersencellen optreedt [158]. Continue infusie van een lage dosis nicotine aan zwangere proefdieren veroorzaakte bij de foetus irreversibele celdood in hersengebieden (DNA-verlies) en reactieve gliogenese. Mogelijk komen deze functionele en structurele veranderingen ook bij de mens voor. 

Bij lammeren is aangetoond dat nicotine, zowel prenataal als kort na de geboorte toegediend, de wekbaarheid uit diepe slaap onder invloed van hypoxaemie afzwakt ([63][64]). 

Lavezzi e.a. ([99]) toonden een significante correlatie aan tussen maternaal roken in de zwangerschap en structurele veranderingen in de nucleus arcuatus bij SIDS slachtoffers en doodgeborenen vergeleken met niet-rokers. 

Kinderen van moeders die rookten in de zwangerschap zijn minder gemakkelijk te wekken; dit betreft zowel spontane wekreacties tijdens slaap [75] als wakker worden door allerlei prikkels waaronder de combinatie van hypoxie en hypercapnie [46]

Horne ([77]) geeft een overzicht van de nadelige invloed van het roken van de moeder op diverse autonome regelmechanismen van pasgeborenen. 

De Engelse CESDI SUDI onderzoeksgroep toonde aan dat moeders van SIDS kinderen significant vaker rookten in de zwangerschap in vergelijking met een controlegroep (multivariate OR 3.10; 95 % CI 2.13-4.51), in tegenstelling tot moeders van kinderen met verklaard plotseling en onverwacht overlijden (OR 1.75; 95 % CI 0.65-4.68; [100]). 

Ook in het Europese ECAS onderzoek bleek dat roken van de moeder tijdens de zwangerschap de kans op wiegendood aanzienlijk vergroot [22]. Er was ook een duidelijke dosis-response relatie [179], hetgeen een causale relatie onderstreept. 

In de longen van kinderen die aan wiegendood overleden zijn significant hogere concentraties nicotine aangetroffen dan in die van een controlegroep, ongeacht of hun ouders zeiden te roken. deze waarneming ondersteunt de correlatie tussen blootstelling aan tabaksrook en de verhoogde kans op wiegendood [115]

Roken door ouders van zuigelingen in de bevolking 

Uit de landelijke peiling ‘Veilig Slapen’ bij ouders van zuigelingen van 1-9 maanden in 1999 blijkt dat het roken van de moeders sinds 1987 is afgenomen van 34 % tot 15,7 % in 2005 en het roken van de vaders van 48 % tot 30,8 %. Ouders van zuigelingen roken (veel) minder dan hun leeftijdgenoten in de algemene populatie (hierin rookte 28 % van de vrouwen en 34 % van de mannen van 20-34 jaar in 2004). 

Roken door ouders van wiegendoodkinderen

Door ouders van wiegendoodkinderen wordt significant vaker gerookt dan door andere ouders van zuigelingen in de bevolking: 40 % van de moeders en 50 % van de vaders van wiegendoodkinderen rookte na de bevalling in de onderzoeksperiode september 1996 – september 2001 (een deel van de moeders rookte ook daarvoor). In 60 % van de gezinnen met een wiegendoodkind was door tenminste een van de ouders gerookt; in de algemene bevolking was dit bij 39 % van de gezinnen met een zuigeling het geval. 

Door 15 % van de moeders van wiegendoodkinderen werd na de bevalling 15 of meer sigaretten per dag gerookt tegen 4,4 % van de moeders van zuigelingen in de bevolking. dit gold ook voor de vaders: respectievelijk 33 % bij wiegendood tegen 11,1 % in de bevolking. Het roken van de moeder blijkt de kans op wiegendood 2½ maal te verhogen (gecorrigeerde RR 2.5; 95 % BI 1.6-4.0). Voor het roken van de vader was het gecorrigeerde RR 2.0; 95 % BI 1.3-3.0 [81]

Uit buitenlands onderzoek [66] blijkt dat wiegendood op jongere leeftijd optreedt naarmate er meer sigaretten gerookt worden. deze bevinding kon in Neder lands onderzoek niet worden bevestigd. 

Preventie

Sinds 1990 wordt in de media en op de consultatiebureaus stelselmatig gewaarschuwd voor de gevaren van passief roken door zuigelingen. De campagne richt zich niet op stoppen met roken door de ouders maar op het meer haalbare ‘Roken, niet waar de kleine bij is’. Deze campagne heeft zeker bij ouders van jonge kinderen veel succes gehad [29]

Extra aandacht is nodig voor voorlichting aan zwangeren over de schadelijke effecten van het roken voor het ongeboren kind [26]. Het schadelijke effect zou vooral in het tweede en derde trimester optreden wanneer de nicotinereceptoren in de hersenen zich ontwikkelen [158], zodat stoppen met roken na het eerste trimester niet te laat is. 

Behalve de 2½ maal verhoogde kans op wiegendood blijkt ook de longfunctie van de pasgeborene al direct na de geboorte statistisch significant verlaagd te zijn na het roken door de moeder van meer dan 10 sigaretten per dag tijdens de zwangerschap ([163][160]). Dit effect blijft in de eerste 18 levensmaanden aantoonbaar [166]. Dit is een extra argument voor de preventie. 

Conclusie: 

Er zijn sterke aanwijzingen dat prenataal roken van de ouders een belang rijke risicofactor is voor wiegendood door een direct schadelijk effect van nicotine op de hersenen; ook de longfunctie van pasgeborenen wordt er door benadeeld. ouders van wiegendoodkinderen rookten bijna tweemaal zo veel als ouders in de algemene bevolking. door roken van de moeder nam de kans op wiegendood 2½ maal toe. 

Het effect van het roken is dosis afhankelijk en duurt levenslang [71]

De preventie van roken tijdens de zwangerschap verdient meer aandacht.

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback