2.5.17 Verslavingsmiddelen tijdens de zwangerschap (Ouderfactor)

JGZ-richtlijn Preventie wiegendood

Preventie wiegendood

Cafeïne: 

Een Nieuw-Zeelands onderzoek [44] suggereerde een verband tussen het dagelijks gebruik van grote hoeveelheden cafeïne in de zwangerschap en een verhoogde kans op wiegendood. Meer dan 400 mg cafeïne per dag ging samen met een verhoogde incidentie van wiegendood, maar de onderzoekers konden de causaliteit niet vaststellen. Scandinavische onderzoekers [2] vonden een ongecorrigeerd RR van 3.1 (95 % BI 1.5-6.3) bij dagelijks gebruik van 800 mg of meer, maar bij zorgvuldige correctie voor andere risicofactoren (roken, leeftijd moeder, opleiding en pariteit) was het verband niet langer significant.

Cafeïne is dus geen onafhankelijke risicofactor voor SIDS, maar overdadig koffiegebruik komt veel in combinatie met roken voor. Na correctie voor het roken en andere risicofactoren voor SIDS blijkt er geen significante associatie tussen cafeïnegebruik en wiegendood meer te bestaan (gecorrigeerde OR 0.31; 95 % CI 0.05 – 2.08; L’Hoir 1999). 

Soft drugs: 

Marihuana/Cannabis 

In een onderzoek in Nieuw-Zeeland [152] werd na multivariate correctie geen significante toename van wiegendood bij postnataal maternaal cannabisgebruik aangetoond in vergelijking met een controlegroep (gecorrigeerde OR 1.55; 95 % CI 0.87 – 2.75). 

Harddrugs: 

Ecstasy

Zwaar ecstasy gebruik heeft vooral bij vrouwen een nadelig maar (tenminste gedeeltelijk) reversibel effect op de dichtheid van serotonineproducerende hersencellen, gemeten met ‘single photon‘-emissie-computertomografie, en op de geheugenfunctie [145]. Daarbij werd rekening gehouden met het eventuele gelijktijdige effect van nicotine. Het is niet bekend of ecstasygebruik tijdens de zwangerschap eventueel een blijvend effect op de ontwikkeling van serotonineproducerende hersencellen van de foetus kan hebben en daardoor een neurotransmitterstoornis en verminderde ‘arousal’ kan veroorzaken. 

Cocaine/opiaten 

In dierproeven is aangetoond dat foetale expositie aan cocaïne celbeschadiging van het centrale zenuwstelsel veroorzaakt door herhaalde perioden van foetale hypoxie-ischaemie [158]. Maar de nadelige effecten van cocaïne op moeder en kind worden ten onrechte veel hoger ingeschat dan de nadelige effecten van roken. In oude onderzoeken werd meestal niet gecorrigeerd voor de nadelige invloed van roken. Aangezien vrijwel alle crackgebruikers (cocaïnerokers) ook sigaretten roken moeten in onderzoek de rokende cocaïnegebruikers worden vergeleken met rokers, die geen cocaïne gebruiken [158]

In een meta-analyse uit 1997, waarbij kinderen van cocaïnegebruikende moeders werden vergeleken met kinderen van drugsvrije moeders, werd een significant verhoogd risico voor SIDS aangetoond (OR 4.1; 95 % CI 3.2-5.3; [39]). Maar daarbij werd niet gecorrigeerd voor andere risicofactoren, zoals roken. 

Uit ander onderzoek blijkt dat na cocaïnegebruik van de moeder tijdens de zwanger schap er bij de kinderen, die positief zijn voor cocaïne bij de geboorte, geen significant verhoogd risico voor SIDS in de eerste 2 jaar is aangetoond (OR 1.9; 95 % CI 0.58-6.2). Hierbij werd niet gecorrigeerd voor roken en /of borstvoeding [134]. Dit is in overeenstemming met recenter onderzoek waarbij na correctie voor prenataal roken van de moeder geen significant verhoogd risico op SIDS werd aangetoond na pre- en postnataal drugsgebruik door de moeder (OR 2.0; 95 % CI 0.6-6.5; [94]).

Conclusie: 

De nadelige effecten van cocaïnegebruik in de zwangerschap op het kind zijn waarschijnlijk overgewaardeerd. Er bestaat wel een epidemiologische associatie: het gelijktijdig roken van de moeder en andere bijkomende factoren, zoals slechtere voeding, alcoholgebruik, slechtere prenatale controle, verwaarlozing, lagere sociale economische status, hebben mogelijk een groter nadelig effect op het kind.

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback