Inleiding
Na signalering van een voorkeurshouding en/of schedelvervorming in de JGZ zal de jeugdarts differentiaaldiagnostisch onderzoek doen. Wanneer sprake lijkt van deformatieve schedelvervorming zonder onderliggende pathologie, zal worden gestart met intensivering van de instructie van de ouders over het positioneren en hanteren van hun baby. Bij een vermoeden van onderliggende pathologie zal verwijzing voor nadere diagnostiek en/of behandeling plaatsvinden. Ook als bij een kind met deformatieve schedelvervorming de positionerings- en hanteringsadviezen onvoldoende (snel) tot resultaat leiden, zal verwijzing plaatsvinden. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de criteria voor verwijzing voor diagnostiek en behandeling van voorkeurshouding en schedelvervorming.
Uitgangsvraag
Welke criteria voor verwijzing voor nadere diagnostiek en/of behandeling moeten in de JGZ worden gehanteerd bij kinderen met een voorkeurshouding en/of schedelvervorming?
Conclusie
Er zijn geen richtlijnen over verwijzing die zijn onderzocht op evidentie.
Zie voor onderbouwing de Evidence (Pico 3.5.1)