3.1 Signalering

JGZ-richtlijn Voorkeurshouding en schedelvervorming

Voorkeurshouding en schedelvervorming

In de anamnese wordt gevraagd naar het bij voorkeur kijken naar één kant en het hebben van een duidelijke voorkeurskant (bij het voeden). 

Tijdens het lichamelijk onderzoek worden de volgende items onderzocht: 

  • Voorkeurshouding hoofd. 
  • Schedelnaden en fontanellen (alleen door de arts). 
  • Schedelvervorming (notatie volgens Argenta alleen door jeugdarts). 
  • Romp-asymmetrie. 
  • De Van Wiechen-items* met extra aandacht voor symmetrie: Alle leeftijden (tot 15 maanden): beweegt armen evenveel, beweegt benen evenveel, blijft hangen bij optillen onder de oksels, reacties bij optrekken tot zit. 
    • 1 mnd.: heft kin even van onderlaag (in buikligging). 
    • 2 mnd.: volgt met ogen én hoofd 30º ← 0º → 30º, 
    • 3 mnd.: volgt met ogen én hoofd 30º ← 0º → 30º. kijkt naar eigen handen, heft in buikligging hoofd tot 45°.
    • 4 mnd.: speelt met handen middenvoor**, pakt in rugligging met linker- en rechterhand voorwerp binnen handbereik**. 
    • 6 mnd.: speelt met handen middenvoor, pakt in rugligging met linker- en rechterhand voorwerp binnen handbereik, kijkt rond met 90° geheven hoofd, speelt met beide voeten**.

*Het Van Wiechenonderzoek wordt uitgevoerd volgens de instructies. Sommige items hoeven tijdens het onderzoeksmoment nog niet aanwezig te zijn. (** = items). Als items asymmetrisch aanwezig zijn, kan dit een signaal zijn dat er een voorkeurshouding bestaat.

Aanbevelingen

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback