Richtlijn: Voorkeurshouding en schedelvervorming (2012)
Onderbouwing
Uitgangsvraag
Hoe moet een samenhangend, onderling afgestemd pakket van zorg ten behoeve van preventie, signalering en aanpak van voorkeurshouding en/of schedelvervorming eruitzien, waarin duidelijkheid bestaat over verantwoordelijkheden van verschillende ketenpartners bij de te verlenen zorg (preventie, signalering, aanpak)?
Conclusies
Er is in de literatuur geen onderzoek gevonden over ketenzorg in het traject van preventie, signalering en behandeling van voorkeurshouding en schedelvervorming. Volgens het onderzoek van De Jong is het protocol van Thuiszorg Pantein (Noordoost-Brabant) (Pantein, 2008) verreweg het meest gedetailleerd beschreven en met wetenschappelijke literatuur onderbouwd (Jong de, 2009). Dit wordt daarom als best practice beschouwd.
In genoemd protocol worden ketenzorgafspraken beschreven die tot doel hebben het ontstaan van voorkeurshouding en schedelvervorming bij zuigelingen te voorkomen en, mocht er onverhoopt toch een voorkeurshouding en/of schedelvervorming ontstaan, het betreffende kind zo vroeg mogelijk op te sporen en adequaat te begeleiden. Dit doel wordt nagestreefd door:
- Preventie van voorkeurshouding door het gestandaardiseerd en in ketenzorg aanbieden van voorlichting en adviezen aan ouders;
- (Vroeg)signalering en (vroeg)behandeling van kinderen met een voorkeurshouding;
- Tijdige verwijzing van kinderen met een persisterende voorkeurshouding naar kinderfysiotherapie of voor nader onderzoek/behandeling naar een medisch specialist;
- Periodieke scholing van zorgverleners, met name gericht op de praktische vaardigheden in positionerings- en hanteringsadviezen; preventie en (vroeg)signalering verdienen een vaste plek in het scholingsaanbod van de JGZ en kraamzorg. Om dit te realiseren zijn betrokken disciplines van de zorginstellingen op de hoogte van ieders rol in de keten. Ze weten elkaar te vinden en daar waar nodig zorg aan elkaar over te dragen.
In de literatuur wordt ervoor gepleit om het advies ter preventie van schedelvervorming samen te laten gaan met het advies ter preventie van wiegendood (Boere-Boonekamp et al., 1997; Boere-Boonekamp et al., 1999; Boere-Boonekamp et al., 2001; Hutchison et al., 2003; Hutchison et al., 2004; Hutchison et al., 2007; Mitchell et al., 2003; Nield et al., 2007; Robinson et al., 2009; Shin et al., 2003). Dit advies moet zo vroeg mogelijk worden gegeven en bij elk consult tot een half jaar worden herhaald. Extra inspanningen moeten worden gedaan om de ouders met een lagere sociaaleconomische status en/of niet Nederlandse afkomst te bereiken. In Nederland is, naast de kraamzorg, de JGZ de ideale plek van waar uit dit proactief moet plaatsvinden.
Referenties
Zie referentielijst.