Richtlijn: Voeding en eetgedrag (2013, aanpassing 2017)

Bijlage Factoren die een rol spelen bij de ontwikkeling van voedingspatronen en eetgedrag

Biologische factoren:

Erfelijke factoren

Erfelijke factoren spelen op iedere leeftijd een rol in de ontwikkeling van eetgedrag. Epidemiologisch onderzoek laat zien dat het drinktempo en de verzadigingsrespons van zuigelingen sterk genetisch bepaald zijn. In mindere mate geldt dit ook voor de responsiviteit ten opzichte van voeding en het plezier in de opname ervan (Llewelyn, 2010). In de ontwikkeling van overgewicht en van klassieke eetstoornissen spelen erfelijke factoren eveneens een rol.

 

Honger en dorst

Honger en dorst vormen de fysiologische drijfveer om te gaan eten of drinken. Het honger- en verzadigingssysteem is dynamisch van aard en past zich aan. Onder andere aan de dagcyclus, de ontwikkelingsfase en het activiteitsniveau. De sensoren van dit systeem reageren met name op interne prikkels, terwijl eetlust wordt opgewekt door prikkels van buitenaf (Hartog, 2006). Echter, dit natuurlijke systeem kan verstoord raken door het opdringen van eten. Verondersteld wordt dat ouders die te veel controle uitoefenen op de voedselinname van hun kinderen wellicht interfereren met de vaardigheid van kinderen om hun inname zelf te reguleren. Dit zou kunnen leiden tot verstoord eetgedrag, zoals eten in de afwezigheid van honger, ‘restrained eating’ en uiteindelijk tot gewichtstoename (Jansen, 2011).

 

Voorkeur voor zoete smaken

Kinderen worden geboren met een voorkeur voor zoete smaken. Bittere en zure smaken zijn op voorhand minder geliefd. Daarnaast zijn jonge kinderen gepredisponeerd tot het afwijzen van nieuwe onbekende producten (neofobie) en is herhaald aanbieden van nieuwe producten noodzakelijk om tot smaakacceptatie te komen (Birch, 1998). Onderzoek van Skinner (2002) laat zien dat brede smaakacceptatie vooral in de eerste levensjaren moet worden aangeleerd. Borstvoeding bevordert de smaakontwikkeling (Wright, 1994).

 

Fysiologische factoren

In het normale verloop van voedingsopname spelen verder fysiologische factoren (zoals ademhaling en spijsvertering), fysieke factoren (zoals een intacte anatomie en adequate mondfuncties), een goede lichamelijke conditie, neurologische rijping en het vermogen tot gedragsregulatie een rol (Engel-van den Hoek, 2011; Kindermann en Kneepkens, 2010).

Psychologische factoren:


Ontwikkeling

Jonge kinderen doorlopen een ontwikkelingslijn van volledig afhankelijke zuigeling naar zelfstandig etend kind (Freud, 1989). In het eerste levensjaar bouwen ouders en kind een voedingsinteractie op met herkenbare ritmes en gewoonten. Een goede onderlinge afstemming stimuleert het vertrouwen van een kind in zichzelf en zijn omgeving, wat een positief effect heeft op later eetgedrag (Chatoor, 1989; Hofman, 2006).

 

Fysieke nabijheid en positief lichamelijk contact


Fysieke nabijheid en positief lichamelijk contact dragen bij aan de voedingsopname en groei van zuigelingen. Op de kwaliteit van dit contact hebben zowel ouders als kind invloed (Feldman, 2004). Kinderen met een moeilijk temperament laten meer regulatieproblemen en minder positief affect zien ten opzichte van hun ouders (Thomas, 1968). Fysiologisch onderzoek toont aan dat zij in een hogere staat van alertheid (arousal) verkeren en moeilijker in een rustigere fase (state) belanden dan gezonde leeftijdsgenoten. Dit type kinderen doet een groter appel op de opvoedingscapaciteiten van ouders.

 

Ervaringsleren

Bij de ontwikkeling van eetgedrag spelen verschillende leerprocessen een rol. Kinderen leren door ervaring en imitatie. Eetgedrag dat vooraf wordt gegaan door positieve prikkels (ontspannen sfeer, lekkere geur) of dat positieve gevolgen heeft (prettige smaakervaring, verzadigd gevoel, compliment) zal zich eerder herhalen dan eetgedrag dat plaatsvindt onder fysiek onaangename (kokhalzen, verslikken) of stressvolle condities en/of dat pijn, spanning of straf veroorzaakt. Een kind zal producten die positieve associaties oproepen opnieuw willen verkrijgen, terwijl negatieve associaties vermijding of voedselweigering in de hand werken (Seys, 2000).

 

Voorbeeldgedrag

Naast directe ervaring speelt sociaal leren, ‘modeling’, een rol, oftewel leren eten door het observeren van eetgedrag van anderen (Savage, 2007; Patrick, 2005). De eerste levensjaren van een kind vormen de periode waarin de grootste ontwikkeling van het leren eten plaatsvindt en de periode waarin ouders de meest fundamentele/intensieve invloed hebben op het toekomstige welbevinden van een kind (Mc Cain, 1999). Voorbeeldgedrag van ouders heeft effect op ontwikkeling van voedselvoorkeuren en het eetgedrag van kinderen, doordat zij bepaalde voedingsmiddelen beschikbaar stellen en omdat zij een voorbeeld zijn (Savage, 2007; Vereecken, 2004). Bovendien is gebleken dat meer kinderen onbekend voedsel probeerden wanneer zij volwassenen het zagen eten dan wanneer datzelfde voedsel slechts werd aangeboden (Harper, 1975). Niet alleen vertrouwde volwassenen, maar ook anderen (bijv. kinderen, tv-helden en rolmodellen uit boeken) hebben invloed op de manier waarop een kind eet (Wright, 1994; Lowe, 2004; Byrne, 2002). Met het toenemen van de leeftijd neemt de invloed van leeftijdsgenoten op eetgedrag toe.

 

Cognitieve factoren


Cognitieve factoren dragen slechts in beperkte mate bij aan voedselkeuzes van kinderen. Het geven van informatie over de positieve effecten van bepaalde voeding op de gezondheid draagt niet a priori bij aan het vaker kiezen voor dat product (Wardle, 2000).

 

Prikkel tot voedselopname


Ten slotte loopt de prikkel tot voedselopname tussen kinderen uiteen. Intern gereguleerd eetgedrag wordt fysiologisch aangestuurd en sluit optimaal aan bij het gevoel van honger en verzadiging van een kind. Van Strien en Oosterveld (2008) vonden daarnaast drie minder adequate typen eetgedrag, namelijk extern eten (geleid door prikkels van buitenaf, zoals geur of zien eten van anderen), lijngericht eten (gericht op afvallen) en emotioneel eten (in reactie op angst, spanning, verveling, onvrede). Emotioneel eten komt bij kinderen het minst voor en is het sterkst gerelateerd aan het ontstaan van overgewicht of een eetstoornis.

Sociale factoren:

Familiemaaltijden

Familiemaaltijden blijken een belangrijke rol te spelen bij het bevorderen van goede eetgewoonten (Golan, 2004). Het als gezin samen nuttigen van de maaltijden is geassocieerd met de kwaliteit van de voeding: hoe meer samen eten, hoe gezonder (Story, 2002; Woodruff, 2008). Niet alleen kinderen maar ook adolescenten hechten waarde aan samen eten (Neumark-Sztainer, 2005). Een positieve sfeer aan tafel is hierbij van belang. Negatieve opmerkingen beïnvloeden de energieopname negatief (Koivisto, 1994). Het vereisen van stilte tijdens de maaltijd vergroot de eetlust niet, maar creëert slechts een gespannen atmosfeer (Knight, 1993). Een goede onderlinge afstemming en samenwerking tussen ouders en verzorgers is belangrijk om een duidelijk en bij de leeftijd passend klimaat aan tafel neer te zetten. Ouders van moeilijke etende peuters gebruikten meer methoden om hun kind aan het eten te krijgen en hadden meer onderlinge conflicten over de juiste aanpak hiervan (Hofman, 1998). Ook mogelijkheden tot praktische steun en emotionele steun van ouders voorkomen escalerend eetgedrag van jonge kinderen (Herwig, 2004).


Pagina als PDF