3.2 Signalering van problemen 0-1 jaar

JGZ-richtlijn Voeding en eetgedrag

Voeding en eetgedrag

De JGZ-professional vraagt naar voeding en eetgedrag en krijgt ook veel vragen hierover. Soms is sprake van voedingsproblemen, zoals spugen, diarree, moeizame of harde ontlasting. Aanpassingen in de voeding en/of het voedingspatroon zal meestal voldoende zijn om de klachten te verminderen of te verhelpen. In enkele gevallen is verwijzen noodzakelijk.

Eetproblemen komen ook bij zeer jonge kinderen voor. Het gaat hierbij om het niet willen, kunnen, durven of mogen eten en/of drinken. Dit leidt veelal tot zorgen en stress bij ouders/verzorgers. Meestal zijn de eetproblemen van voorbijgaande aard, maar soms blijven kinderen ‘hangen’ in een patroon van voedselweigering. De grens tussen een eetprobleem en een eetstoornis is gelegen in de ernst en duur van de verschijnselen en de gevolgen, zoals gestoorde groei of gezondheid, bedreigde psychosociale ontwikkeling en de ongerustheid van ouders en zorgverleners.

De JGZ brengt op basis van de spontaan genoemde symptomen, de afname van een voedings- en eetanamnese en lichamelijk onderzoek het voedingspatroon, eetgedrag en de lichamelijke toestand van het kind in kaart.

Aan de hand van de bevindingen bij anamnese en lichamelijk onderzoek (incl. biometrie) beoordeelt de JGZ in samenspraak met de ouders of verwijzing op grond van de aard en de ernst van de klachten geïndiceerd is.

 

Biometrie
Lengte en gewicht worden op de reguliere wijze bepaald en vastgelegd.
 

Anamnese
Indien ouders aangeven dat er zorgen zijn, neemt de JGZ een voedingsanamnese (wat, hoeveel en wanneer) af. Bij twijfel over de hoeveelheid en de samenstelling van de voeding kan een voedingsdagboekje worden gebruikt.

Daarnaast wordt bij signalen van problemen rondom eten door de JGZ navraag
gedaan naar:

  • Welbevinden van het kind (malaise, moeheid, lusteloosheid).
  • Eetgedrag (kokhalzen, verslikken, manier waarop ouders het eetgedrag van hun kind ervaren en hanteren).
  • Eetlust (veranderde eetlust voor of na ziekte, recidiverende koortsperioden).
  • Defecatie (diarree, obstipatie, ontkleurde ontlasting, bloedbijmenging).
  • Mictie (urineweginfectie).
  • Gebruik van medicijnen.
     

Lichamelijk en ontwikkelingsonderzoek
Somatische oorzaken van het eetprobleem dienen te worden opgespoord opdat het kind zo vroeg mogelijk naar de huisarts/kinderarts verwezen kan worden. Lichamelijk onderzoek en ontwikkelingsonderzoek (Van Wiechenonderzoek) worden zoals gebruikelijk uitgevoerd.

Bij het lichamelijke onderzoek wordt gelet op:

  • Algemene indruk, voedingstoestand, tekenen van uitdroging.
  • Aspect en kleur van huid en slijmvliezen.
  • Mond (cariës), keel, neus en oren.
  • Hart.
  • Abdomen (obstipatie).

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback