Richtlijn: Voeding en eetgedrag (2013, aanpassing 2017)

Gevolgen van ongezonde voeding en verstoord eetgedrag

Gevolgen voor de fysieke ontwikkeling

Op het gebied van groei en gezondheid kan zowel ongezonde voeding als verstoord eetgedrag leiden tot achterblijvende groei, ondergewicht, overgewicht, darmproblemen (obstipatie, diarree) en tandbederf (Florence, 2008; Taras, 2005; Hoyland, 2008; De Wit, 1994). Veel voedinggerelateerde klachten zijn het gevolg van ongezonde voeding. Diarree kan een gevolg zijn van veel (fructoserijke) vruchtensappen en verstopping kan komen door te weinig voedingsvezels en/of te weinig vocht. Verder kan spugen bij zuigelingen het gevolg zijn van te veel drinken, te veel lucht slikken, te snel drinken of te geconcentreerde voeding.

Bij kinderen die langdurig onvolwaardig eten buigt meestal eerst het gewicht en pas later de lengte af (De Wit, 1994). Bij normalisering van een onvolwaardig voedingspatroon treedt inhaalgroei op, maar wordt het eerdere groeiniveau niet altijd meer bereikt. Het langdurig weigeren van een of meer voedingsmiddelen of het op grond van bepaalde overtuigingen aanpassen van het voedingspatroon zonder dit te compenseren door gelijkwaardige producten kan voedingsdeficiënties (vooral van zink en ijzer) veroorzaken (De Roos, 2009). Bij kinderen kan dit effect hebben op de groei en ontwikkeling. Ook de mondmotorische vaardigheden van jonge kinderen kunnen door eenzijdige voedingsgewoonten negatief worden beïnvloed.

Klassieke eetstoornissen kunnen zeer ernstige lichamelijke en psychische gevolgen hebben. Bij anorexia nervosa staan de lichamelijke gevolgen van ondergewicht, ondervoeding, vasten en overactiviteit op de voorgrond. Deze gevolgen zijn onder meer: uitputting, ondertemperatuur, obstipatie en vertraagde maagontlediging, trage hartslag en lage bloeddruk, huidproblemen zoals schilferige huid, lanugobeharing, bros haar en haaruitval, botontkalking en onvoldoende botopbouw, uitblijvende menstruatie en uitblijven van de normale groei en seksuele rijping. Sommige gevolgen kunnen levensbedreigend zijn, zoals hartritmestoornissen, decompensatio cordis of hypoglykemie. De lichamelijke gevolgen van braken, misbruik van laxantia en/of diuretica kunnen zijn: lokale beschadigingen van het tandglazuur, de slokdarm of de dikke darm, vergrote speekselklieren, beschadigde handrug (door opwekken van braken) en stoornissen in de zout- en waterhuishouding. Lichamelijke gevolgen van een onregelmatig eetpatroon en/of eetbuien kunnen zijn: menstruatiestoornissen, misselijkheid en maagpijn, diarree en obesitas.
Psychische klachten bij een chronische eetstoornis kunnen zijn: depressiviteit, (sociale) angstklachten, concentratie- en geheugenstoornissen en obsessief denken – vooral over eten, gewicht en uiterlijk. Eetstoornissen hebben vaak ook een grote invloed op het sociale leven van de patiënten. Zij kunnen het fysiek en mentaal vaak niet meer opbrengen om te werken, te studeren of naar school te gaan en raken in een sociaal isolement. Dankzij behandeling geneest ongeveer de helft van de jongeren. 

Ook overgewicht kan een symptoom van een eetstoornis zijn. Overgewicht op kinderleeftijd is een voorspeller voor overgewicht op latere leeftijd (Stocks, 2011). Overgewicht en vooral obesitas leiden tot vele gezondheidsproblemen: gewrichtsproblemen, cardiovasculaire problemen, hypertensie, diabetes type 2, leververvetting en infertiliteit. Overgewicht kan daarnaast psychosociale problemen veroorzaken, zoals gepest worden, een negatief zelfbeeld en depressie. Gezien de gezondheidsrisico’s van een te hoog lichaamsgewicht is preventie van overgewicht van essentieel belang.

Gevolgen voor de cognitieve ontwikkeling

Er zijn aanwijzingen dat de kwaliteit van de voeding in positieve zin samenhangt met cognitieve ontwikkeling en schoolprestaties. Florence et al. (2008) vonden in een dwarsdoorsnede-onderzoek onder 5200 studenten in Canada dat studenten met een adequaat dieet een grotere kans hadden om goed te presteren op een test die het niveau van lezen en schrijven bepaalde.

Conclusie uit de literatuur:

Niveau 3

Er zijn aanwijzingen dat een gezond voedingspatroon, als onderdeel van een gezonde leefstijl, in positieve zin samenhangt met cognitieve ontwikkeling en schoolprestaties. 

C Florence, 2008
D Hoyland, 2008

Uit onderzoek bij peuters met eetproblemen bleken echter andere, psychosociale, factoren, zoals de sociaaleconomische status en het opleidingsniveau van de moeder en de moeder-kindinteractie, méér invloed te hebben op de cognitieve ontwikkeling van het kind dan de voedingsstatus (Chatoor, 2004).

De projectgroep acht het aannemelijk dat de kwaliteit van de voeding samenhangt met de schoolprestaties. De hersenen hebben, net als de andere lichaamsdelen, voedingsstoffen nodig om goed te kunnen functioneren. Verkeerde eetgewoontes vergroten het risico op tekorten die kunnen leiden tot bijvoorbeeld geheugen- en concentratiestoornissen (Taras, 2005; Heselmans, 2007; Hoyland, 2008).

Gevolgen voor de sociale en emotionele ontwikkeling

Verstoord eetgedrag kan een sterke wissel trekken op het sociaal-emotioneel welzijn van het kind of de jongere en zijn ouders en op het totale gezinsfunctioneren (Chatoor, 2004).

Er zijn bovendien aanwijzingen voor de continuïteit van verstoord eetgedrag. Bij kinderen jonger dan 10 jaar komen diverse vormen van verstoord eetgedrag voor, die nog geen eetstoornis op latere leeftijd voorspellen, maar de kans daarop wel groter maken dan bij een controlegroep van kinderen jonger dan 10 jaar zonder eetproblemen of afwijkend eetgedrag (Messer, 1994; Marchi, 1990; Kotler, 2001; Jacobi, 2004). Onderzoek van Levy e.a. (2009) en Hofman (1998) maakt aannemelijk dat de basis van verstoord eetgedrag onder de leeftijd van 6 jaar veelal gelegd wordt in de eerste 2 levensjaren. Door uiteenlopende oorzaken kunnen zowel bij het kind als bij de ouders negatieve associaties ontstaan rondom voeding die moeilijk te doorbreken zijn. Andersom bleef bijna driekwart van de door Dahl e.a. (1986, 1992, 1994) onderzochte baby’s met ernstige en met groeiachterstand gepaard gaande voedingsproblemen ook gedurende hun schooltijd eetproblemen vertonen. Ammanati e.a. (2011) volgden kinderen met infantiele anorexia prospectief en concludeerden dat de voedingsstatus van de kinderen ten dele verbeterde, maar dat hun eetproblemen op de leeftijd van 2, 5 en 8 jaar voortduurden. Ook lieten de kinderen meer angstige en depressieve kenmerken zien, evenals sociale problemen en regeloverschrijdend gedrag. Drewett e.a. (2006) vonden dat ‘failure to thrive’- baby’s als 12-jarigen significant kleiner en lichter waren en minder eetlust vertoonden dan hun leeftijdsgenoten. Zij bleken echter niet later in de puberteit te komen, waren even tevreden over hun lichaamsvorm en verschilden ook niet van de controlegroep wat betreft het voorkomen van angst, depressie en een negatief zelfbeeld.


Pagina als PDF