4.3.2 Adequaat eetgedrag

JGZ richtlijn Voeding en eetgedrag (2013, aanpassing 2017)

Voeding en eetgedrag

Op deze leeftijden gelden de basisprincipes van het eetgedrag en de pedagogische advisering zoals in de vorige hoofdstukken beschreven.

Met betrekking tot het ontwikkelen van een goed eetgedrag wordt bij contacten met schoolkinderen en jongeren gelet op:

  1. Rol van ouders en leeftijdsgenoten
    De ouder speelt een belangrijke rol in het eet- en beweeggedrag van het kind. Voor jonge kinderen zijn ouders en verzorgers het belangrijkste voorbeeld qua eetgedrag. Als het kind ouder wordt, zal de rol van de ouder veranderen. Jongeren regelen in toenemende mate zelf hun manier van eten en drinken. Zij leiden steeds meer hun eigen leven, met eigen verantwoordelijkheden voor school, bijbaantjes of werk. Daarom is het voor ouders van belang hun kinderen al vroeg een gevoel van verantwoordelijkheid bij te brengen, met name voor eetmomenten tussendoor. Het eetpatroon en inkoopbeleid van de ouders zijn factoren in de voedingskeuzes die jongeren maken. Uit onderzoek blijkt dat hoe vaker ouders samen eten met hun pubers, hoe gezonder hun eetgedrag is. De invloed van leeftijdsgenoten neemt met het stijgen van de leeftijd toe. Bij migrantengezinnen kunnen anderen dan de ouders als verzorgers en ‘extended family’ rolmodel zijn voor het eetgedrag. Bovendien kan eten een grotere sociale functie hebben dan de Nederlandse eettafel.
     
  2. School
    Een aantal onderzoeken geeft aan dat het gezonder maken van het aanbod op school leidt tot gezonder keuzegedrag van jongeren. Jongeren zouden gezonder eten kopen wanneer het er ligt [53][119]. Uit onderzoek blijkt dat het programma De Gezonde Schoolkantine van het Voedingscentrum zorgt voor een beter aanbod. Het gaat om een significant verschil in de verhouding gezond en ongezond [79]. Er zijn aanwijzingen dat de kwaliteit van de voeding in positieve zin samenhangt met cognitieve ontwikkeling en schoolprestaties [51][75][138][149]. Het is heel aannemelijk dat er een verband is tussen voeding, gedrag en leerprestaties. De hersenen hebben net als de andere lichaamsdelen voedingsstoffen nodig om goed te kunnen functioneren. Verkeerde eetgewoontes vergroten het risico van tekorten die kunnen leiden tot bijvoorbeeld concentratiestoornissen.
     

Er zijn verschillende lesmodules en programma’s voor praktische lessen over gezond en duurzaam eten, zoals ‘SchoolGruiten’ en ‘Smaaklessen’.

SchoolGruiten
Scholen kunnen zich aanmelden om mee te doen. Groente + fruit = Gruit. Op een SchoolGruit-school wordt minimaal 2 dagen per week groente en fruit gegeten in de ochtendpauze. Om dit te bereiken is een stappenplan voor scholen opgesteld.
www.schoolgruiten.kennisnet.nl Deze linkt opent in een nieuw tabblad
Smaaklessen
Smaaklessen is het lesprogramma over eten en smaak voor de basisschool. Door te proeven, ruiken, voelen, horen en kijken verkennen kinderen hun eten. Smaaklessen hoopt dat kinderen vanuit hun eigen interesse en nieuwsgierigheid leren bewuste en gezonde voedselkeuzes te maken.
www.smaaklessen.nl Deze linkt opent in een nieuw tabblad

 

Daarnaast bestaan er educatieve preventieprogramma’s, die jongeren in een vroeg stadium informeren over de risicofactoren van eetstoornissen, de kenmerken van anorexia nervosa en boulimia nervosa en de negatieve consequenties daarvan. Deze programma’s beïnvloeden vooral de kennis van jongeren over de kenmerken en gevolgen van eetstoornissen. Verandering van attitudes ten aanzien van lijnen en het slankheidsideaal bleek veel moeilijker te bewerkstelligen, terwijl verandering van eet- en lijngedrag nog moeilijker bleek [121]. Beoordeling van de effectiviteit van de verschillende lesmodules en programma’s valt buiten het kader van deze richtlijn.

  1. Beeldschermtijd
    Verschillende kinderzenders zenden alle dagen van de week van ’s morgens tot ’s avonds programma’s uit. Daarnaast zijn de computer, iPad et cetera niet weg te denken uit het leven van kinderen.

    Kinderen die veel computeren of televisiekijken, eten vaak meer snoep, doen minder aan sport en zijn gevoeliger voor van buitenaf komende voedselprikkels dan kinderen die weinig tijd achter beeldschermen doorbrengen. Ouders doen er goed aan een tijdslimiet op televisiekijken en computeren te zetten [142].

    Media-alfabetiseringsprogramma’s, waarbij leerlingen kritisch leren kijken naar de boodschappen van reclame, leiden tot het minder idealiseren van het slankheidsideaal [94].
     

  2. Lijnen
    Naarmate kinderen ouder worden, wordt uiterlijk belangrijker. Kinderen met een gezond gewicht kunnen al op 9- tot 10-jarige leeftijd een negatief zelfbeeld hebben. Er kan dan ook al sprake van lijngedrag zijn. Vooral meisjes willen graag slank zijn en beginnen met lijnen. Niet elke vorm van lijnen leidt tot een eetstoornis en is per definitie fout. Letten op de lijn is zelfs gezond te noemen met het oog op preventie van overgewicht en obesitas. Extreem lijngedrag dient beslist voorkomen te worden, niet alleen omdat dit een verhoogd risico inhoudt om een eetstoornis te ontwikkelen, maar ook omdat dit zelden leidt tot duurzame gewichtsvermindering.

    Een kind in de groei mag niet zomaar gaan lijnen; dat kan de groei vertragen. Voor kinderen en tieners die wat te dik zijn, geldt allereerst een volwaardige voeding – met voldoende energie, vitamines en mineralen, maar met weinig snoep, snacks, vette en zoete producten en frisdranken – in combinatie met extra lichaamsbeweging. Omdat het kind in de lengte groeit, zal hierdoor het gewicht geleidelijk aan weer relatief gezonder worden voor de leeftijd en lengte. Extra aandacht is nodig voor de voeding van topsporters en balletdansers: voldoende energie-inname is voor hen extra belangrijk.

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback