Het op objectieve wijze vaststellen van voorkeurshouding is niet eenvoudig, aangezien in de definitie elementen voorkomen die ruimte laten voor subjectieve interpretatie. In de praktijk blijkt de definitie echter goed werkbaar.
Voor het in maat en getal uitdrukken van schedelvervorming zijn in de loop der tijd diverse methoden ontwikkeld. De vervorming van het hoofd kan echter verschillende onderdelen betreffen en het blijft moeilijk om die via één methode te meten. Er kan een (a)symmetrische afplatting van de schedel zijn, de oren kunnen op verschillende niveaus staan en het aangezicht kan zich asymmetrisch ontwikkelen. Ook kan de schedel hoger worden (zie figuur 2.3) ([2]; [22]; [93]).
Het lichamelijk onderzoek van de schedel bestaat uit de volgende onderdelen [25]:
- palpatie van de achterste en voorste fontanel:
- beoordeling van de grootte: gesloten of open;
- de vorm: ruitvormig, doorlopend naar voorhoofd;
- gevuldheid: gezonken, in niveau, bol, bomberend;
- palpatie van de schedelnaden naar aanwezigheid van richels of verwijding;
- beoordeling van de schedelvorm vanaf verschillende kanten.
Bij bijzonderheden vindt door de jeugdarts een uitgebreidere beoordeling van de schedelvorm plaats:
- met het gezicht van de onderzoeker af gekeerd:
- van bovenaf: de symmetrie van het voor- en achterhoofd, de verhouding tussen de dwarse diameter en de lengte van de schedel, de vorm van het voorhoofd (afplatting, opbolling) en de horizontale verplaatsing van de oren ten opzichte van elkaar (oordeviatie);
- van achter: uitstulping van het mastoïd en/of verticale verplaatsing van een oor.
- met het gezicht naar de onderzoeker toe gekeerd:
- oogstand, draaiing van de neus(punt), symmetrie van het gelaat.
Figuur 2.3. Deformatieve plagiocefalie ten gevolge van voorkeurshouding naar rechts, met karakteristieke manifestaties (Vlimmeren van, 2007)
Naast de objectieve waarneming van de vorm van de schedel is de perceptie (beleving) van belang. In de literatuur wordt over een aantal objectieve en subjectieve meetmethoden voor schedelvervorming gerapporteerd. Deze zijn weergegeven in tabel 2.1.
Tabel 2.1. Meetmethoden voor schedelvervorming
Meetmethode/instrument | Type | Beschrijving | Referenties | Reproduceerbaarheid | Validiteit |
Standaardfoto’s | Foto + meting | Analoge of digitale foto’s, meestal aanzicht van boven om transversale schedelcontouren vast te leggen; in combinatie met lengtemeting diagonalen of met ringmeting |
|
– | – |
Schuifmaat (caliper) | Antropometrie | Vergelijking diagonalen transversale vlak en diverse ratio’s schedelgelaat |
|
Mortensen 2006: Intra-onderzoeker overeenstemming: Kappa = 0,98; Inter-onderzoeker overeenstemming: Kappa = 0,42 |
– |
Plagiocefalometrie | Ringmeting | Thermoplast ring toont wijdste schedelcontouren. Kopie met markeringen en metingen geeft indicatie over DP en DB. |
|
Intra-onderzoeker betrouwbaarheid: ICC > 0,92; Inter-onderzoeker betrouwbaarheid: ICC > 0,90 Limits of agreement ODD: 2,7-2,9% en CPI 4,5-5,8% |
Goede construct validiteit (aansluiting op huid, behoud vorm van ring na afnemen van hoofd). Geen significante verschillen in metingen op CT-scan en met PCM– ring. |
HeadsUp | Ringmeting + foto + sofware | Kunststof ring met markeringen toont wijdste schedelcon touren. Digitale foto wordt softwarematig bewerkt en geeft indicatie over DP en DB. |
|
– | – |
Overige ringmetingen | Ringmeting | Thermoplast, loodband, plastic ring |
|
– | – |
Satisfaction Cosmetic Outcome Score | Cosmetische tevredenheidsschaal | Beoordeling van de ernst van de schedelvervorming o.b.v. visuele perceptie. Aan de hand van 3, 5 of 10 puntsschaal. |
|
– | – |
Argenta-score DP en DB | Klinische classificatie | Classificatie van de schedelvervorming (DP óf DB). Geen indicatie voor ernst. |
|
Spermon 2008: intra-onderzoeker overeenstemming: Kappa = 0,47-1; inter-onderzoeker- overeenstemming: Kappa = 0,45-0,57 |
– |
Scan (diverse merken) | Scanmeting | Hoofd wordt gescand, terwijl de baby al dan niet mag bewegen. Presentatie in driedimensionaal beeld. |
|
– | – |
Röntgenfoto | Beeldvorming | Tweedimensionaal beeld geeft contouren weer |
|
– | – |
3D-computer-tomografie | Beeldvorming | Driedimensionaal beeld geeft contouren in alle richtingen weer |
|
– | – |
Van de in tabel 2.1 vermelde methoden is alleen de plagiocefalometrie onderzocht op reproduceerbaarheid ([103]) en validiteit [1]. Deze methode is vanwege de tijdsinvestering (ca. 20 minuten per meting) in de JGZ niet toepasbaar, maar wel in de kinderfysiotherapeutische praktijk. Twee van de overige meetmethoden zijn onderzocht op reproduceerbaarheid, echter niet op validiteit. Van alle beschreven methoden lijkt alleen de klinische classificatie geschikt voor gebruik in de JGZ, aangezien hiervoor weinig tijd en geen apparatuur noodzakelijk is. De classificatie van Argenta [2] is het beste beschreven en kan gebruikt worden als hulpmiddel bij de klinische beoordeling (figuur 2.4). De reproduceerbaarheid van de methode is echter matig [90], de validiteit is niet aangetoond en de mate van ernst kan met de methode niet worden aangegeven. De schaal is in 2011 gemodificeerd (tekenfoutje in type IV van de plagiocefalie) en aangevuld (met type 0) door Van Vlimmeren (figuur 2.4).
Figuur 2.4. Argenta-classificatie van plagiocefalie en brachycefalie (bewerking van Van Vlimmeren, 2011)