Richtlijn: Astma (2020)

3. Signaleren en verwijzen - aanbevelingen

Bij de meeste jeugdigen met astma doet behandeling, al dan niet met medicatie, de klachten verminderen of voor langere tijd verdwijnen. JGZ-professionals hebben een rol in het signaleren en het verwijzen van jeugdigen met symptomen van astma.

Aanbevelingen 

Signaleren

  • De JGZ-professional is tijdens contacten met ouders en jeugdigen alert op het bestaan van luchtwegklachten bij de jeugdige: piepen, benauwdheid/kortademigheid, nachtelijk hoesten. De werkgroep beveelt aan om luchtwegklachten in de leeftijdsperioden 1 t/m 4 jaar, 4 t/m 11 jaar en 12 t/m 17 jaar ten minste éénmaal per periode tijdens reguliere contacten aan de orde te laten komen. JGZ-organisaties bepalen zelf op welke wijze dit wordt gedaan.
  • Bij aanwezigheid van één of meer luchtwegklachten (piepen, benauwdheid/kortademigheid, nachtelijk hoesten) neemt de JGZ-professional een specifieke astma anamnese af, de jeugdarts of de verpleegkundig specialist voert een lichamelijk onderzoek uit (zie Tabel 2.1 ). Zo nodig wordt een extra contact afgesproken.
  • Astma wordt ook overwogen als er bij de jeugdige sprake is van minder specifieke klachten zoals verminderde activiteit (rennen, spelen, lachen), snelle vermoeidheid, bij een ongezonde algemene indruk (bleek zien, wallen onder de ogen) en bij schoolverzuim.
  • Aan ouders van jeugdigen in de leeftijd van nul tot zes jaar met prikkelbare luchtwegen wordt uitgelegd dat dit niet betekent dat het kind op latere leeftijd astma zal hebben.

Verwijzen

De jeugdarts of de verpleegkundig specialist verwijst naar de huisarts bij één of meer van de volgende criteria:

Nul tot zes jaar: 

  • Herhaalde episodes (≥2 keer in het afgelopen jaar) met expiratoir piepen, waarbij het niet uitmaakt of er een relatie is met verkoudheden, bovenste luchtweginfecties en/of hoesten;
  • Aanwijzingen dat allergische prikkels luchtwegklachten uitlokken.

Zes jaar en ouder: 

  • Herhaalde episodes (≥2 keer in het afgelopen jaar) met expiratoir piepen en benauwdheid/kortademigheid, al dan niet met hoesten.
  • Jeugdigen met exacerbaties en/of een gedeeltelijke/onvoldoende astmacontrole (zie Tabel 2.2 <LINK>) worden door de jeugdarts of de verpleegkundig specialist terug verwezen naar de behandelend huisarts of de behandelend kinder(long)arts/verpleegkundig specialist kinderlongziekten.

Tabel 2.1: Checklist astma anamnese en lichamelijk onderzoek 

Anamnese
  • Ernst, duur, frequentie en patroon van de klachten:
    - Episoden met piepen en/of benauwdheid;
    - Symptoomvrije periodes;
    - Kortademigheid of benauwdheid bij praten, spelen of tijdens  de voeding (zuigeling).
  • Dagelijks functioneren thuis, op school, ’s nachts tijdens het slapen, stemming.
  • Aspecifieke klachten zoals hoofdpijn/migraine, buikpijn, pijn aan de benen, bedplassen.
  • Aanwijzingen voor allergische prikkels:
    - Klachten passend bij een allergische rinitis, zoals niezen, jeuk in neus of ogen, een loopneus of een (hardnekkig) verstopte neus;
    - Eczeem;
    - Optreden of verergeren van klachten in een vochtige omgeving (huisstofmijt), in voorjaar (pollen van bomen) of zomer (pollen van grassen, onkruiden), bij contact met dieren (katten, honden, knaagdieren, paarden) of door andere factoren;
  • Aanwijzingen voor niet-allergische prikkels:
    - Persisterende klachten na virale luchtweginfecties;
    - Klachten, of verergering van klachten, bij blootstelling aan koude of vochtige lucht, mist, (tabaks)rook, stof, luchtverontreiniging, baklucht, verflucht, parfumluchtjes of emoties;
    - Luchtwegklachten tijdens of na lichamelijke inspanning
  • Roken:
    - Door ouders, verzorgers of de nabije omgeving van de jeugdige;
    - Door de jeugdige zelf

Overige aandachtspunten

  • Medische voorgeschiedenis:
    - Frequente luchtweginfecties of eerdere periodes met hoesten, piepen of ‘bronchitis’;
    - Andere allergische aandoeningen, zoals voedselallergie, constitutioneel eczeem, hooikoorts;
    - Eerder verricht allergie- of longfunctieonderzoek en de uitkomst daarvan;
    - In het verleden gebruikte medicatie voor de luchtwegen en het effect daarvan;
    - Genomen preventieve maatregelen en het effect daarvan;
    - Perinatale gegevens, zoals prematuriteit, laag geboortegewicht of postnatale zuurstoftoediening en/of kunstmatige beademing (bronchopulmonale dysplasie);
    - Achterblijvende groei nu of in het verleden;
  • Familie:
    - Luchtwegklachten of allergie bij de ouders.
Lichamelijk onderzoek

De jeugdarts of de verpleegkundig specialist3:

  • Onderzoekt het kind en let daarbij op tekenen van kortademigheid (verhoogde ademfrequentie, intrekkingen sub- of intercostaal, neusvleugelen, gebruik van hulpademhalingsspieren, cyanose);
  • Onderzoekt het KNO-gebied (tekenen van infectie, allergische rinitis, belemmerde neuspassage);
  • Inspecteert de voorkeurslokalisaties van constitutioneel eczeem bij vermoeden van een atopische constitutie;
  • Ausculteert hart en longen, let daarbij op de aanwezigheid van souffles, verlengd expirium en/of expiratoir piepen.

Daarnaast let de JGZ-professional op:

  • (Afbuigen van) lengte- en/of gewichtscurve, in het kader van het volgen van een kind met een chronische aandoening.

Tabel 2.2: Beoordelen astmacontrole (analoog aan GINA richtlijn 2019 en NHG -Standaard)

* Elke exacerbatie (astma-aanval) wordt gezien als onvoldoende controle.

 BEOORDELEN ASTMACONTROLE (NAVRAGEN OVER DE AFGELOPEN PERIODE VAN 4 WEKEN)

GOEDE CONTROLE

(alle onderstaande items aanwezig)

GEDEELTELIJKE/ONVOLDOENDE CONTROLE*

(1 of meer van onderstaande items aanwezig in een willekeurige week) 

Symptomen^ overdag 2 maal of minder/week 3 maal of meer/week
Beperking activiteiten Nee Ja
Nachtelijke symptomen^ Nee Ja
Gebruik snelwerkende luchtwegverwijder 2 maal of minder/week 3 maal of meer/week

^ Piepen/astma/hoesten (zie verder onderdeel karakteristiek klachtenpatroon <LINK>).

 

1 De verpleegkundig specialist preventieve zorg is een verpleegkundige met een BIG geregistreerde masteropleiding die werkzaamheden van het medisch domein combineert met die van het verpleegkundig domein binnen het eigen deskundigheidsgebied en zij werkt op expertniveau. Zij is binnen dit expertisegebied o.a. bevoegd om zelfstandig te werken, diagnoses te stellen en te verwijzen waar nodig is. De verpleegkundig specialist is lid van het JGZ-team, zij maakt net als de andere teamleden gebruik van de expertise van collega’s en speciaal van de jeugdarts als het gaat om complexe medische problematiek.


Pagina als PDF