2.7.1 Rol van aanleg en omgeving

JGZ richtlijn Astma (2020)

Astma

De oorzaken van prikkelbare luchtwegen en astma zijn niet duidelijk. Door middel van epidemiologisch onderzoek is een groot aantal factoren in verband gebracht met de kans op episodisch piepen en astma. Of een jeugdige daadwerkelijk zal gaan piepen of astma zal ontwikkelen is mede afhankelijk van andere factoren, zoals aanleg, allergiestatus en gevoeligheid voor niet-allergische prikkels. Hieronder wordt een beschrijving gegeven van de huidige kennis over de rol van enkele (voor JGZ-professionals) relevante factoren.

Erfelijke aanleg

Circa 20% (1: 5) van de twee- of driejarigen piept wel eens. Van de jeugdigen van 6 tot 17 jaar heeft naar schatting circa 12% (1: 8) astmasymptomen. Erfelijke aanleg speelt een belangrijke rol bij het ontwikkelen van astma. Jeugdigen met één ouder met astma of allergie hebben een naar schatting tweemaal grotere kans om astma te ontwikkelen dan jeugdigen met ouders zonder allergie en/of astma [23]. Als beide ouders astma en/of allergie hebben wordt de kans nog groter. Desalniettemin hebben de meeste jeugdigen met astma niet-astmatische ouders.

Kind factoren

Vroeggeboorte (zwangerschapsduur <37 weken) verhoogt de kans op episodisch piepen en astma (Vrijlandt 2013, [3][7][20][24]). Snelle gewichtstoename in de eerste levensjaren is eveneens een belangrijke risicofactor [24]. Jeugdigen met overgewicht/obesitas hebben een hogere kans op astma in vergelijking met jeugdigen met een gezond gewicht [3][16][30].

Luchtweginfecties

De rol die het doormaken van virale luchtweginfecties speelt bij de kans op astma is niet duidelijk [26]. Enerzijds wordt het op jonge leeftijd doormaken van virale luchtweginfecties met RS virus en met rinovirus wel geassocieerd met een verhoogde kans op astma. Anderzijds doet kinderdagverblijfbezoek en de aanwezigheid van broertjes en zusjes in het gezin het aantal virale luchtweginfecties bij jeugdigen toenemen, maar verlaagt dit juist de kans op astma.

Tabaksrook

Het is aannemelijk dat meeroken met ouders/verzorgers (‘tweedehands rook’) en roken door de jeugdige zelf (‘eerstehands rook’) de kans op piepen en astma door de jeugdige verhogen (zie bijlage 1 voor onderbouwing ). Zowel het tijdens de zwangerschap binnenshuis meeroken als het zelf roken door de moeder tijdens de zwangerschap is schadelijk, en gerelateerd aan het ontstaan van episodisch piepen in de eerste levensjaren. Roken tijdens de zwangerschap heeft een negatieve invloed op de ontwikkeling van de longen van de foetus. Preventie van luchtwegproblemen door het verminderen van blootstelling aan tabaksrook (via eerste- en tweedehands rook, pre- en postnataal) is mogelijk.

Consequent buiten roken door ouder(s)/verzorger(s) voorkomt niet dat jeugdigen blootgesteld worden aan bestanddelen van tabaksrook [21]. Het neerdalen van stoffen die tijdens het roken vrijkomen en na het roken achterblijven op haren, kleding, huid, muren en meubels (‘derdehands rook’) draagt mogelijk ook bij aan een verhoogde kans op luchtwegklachten. De precieze gezondheidseffecten zijn echter vooralsnog niet bekend (Nationaal Expertisecentrum Tabakontmoediging 2017). 

Bij jeugdigen waarbij astma is vastgesteld kan blootstelling aan tabaksrook door meeroken de luchtwegklachten doen verergeren [28][8]. Er is in de literatuur enig bewijs dat roken door de jeugdige zelf de kans om klachten van episodisch piepen en astma te ontwikkelen verhoogt [11].

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback