Wetenschappelijke bewijsvoering
Als eerste stap bij de ontwikkeling van de richtlijn werd gestart met een systematisch literatuuronderzoek op een aantal onderwerpen/uitgangsvragen (zie tabel zoekstrategieën). Gevonden artikelen werden door twee leden van het projectteam (JD en NH) beoordeeld op relevantie. Bij verschil van mening tussen de twee beoordelaars werd in onderling overleg consensus bereikt. Relevante artikelen werden vervolgens gewaardeerd aan de hand van drie aspecten, namelijk methodologische kwaliteit, toepasbaarheid in de praktijk en toepasbaarheid binnen de Nederlandse gezondheidszorg. Voor het beoordelen van de methodologische kwaliteit werd gebruik gemaakt van de EBRO-systematiek (Evidence Based Richtlijn Ontwikkeling), ontwikkeld door het kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg CBO.
De richtlijntekst is zoveel mogelijk gebaseerd op bewijs uit de literatuur, maar dat bleek niet altijd mogelijk, bijvoorbeeld omdat er geen literatuur voorhanden was of omdat de kwaliteit van de gevonden literatuur onvoldoende was. Daar waar het niet mogelijk was uit te gaan van eigen, door de projectgroep uitgevoerd, systematisch literatuuronderzoek werd gebruik gemaakt van richtlijnen, protocollen en verslagen van nationale en internationale gezondheidsorganisaties, beroepsorganisaties en wetenschappelijke verenigingen. Pas als ook dat niet mogelijk was is gezocht naar consensus binnen de werkgroep van de richtlijn.
Aanbevelingen in deze richtlijn zijn kortom daar waar mogelijk gebaseerd op wetenschappelijk bewijs, aangevuld met kennis, ervaring en mening van de werkgroep leden. Voor het formuleren van aanbevelingen zijn daarnaast andere aspecten van belang, bijvoorbeeld: voorkeuren van jongeren en ouders, kosten, beschikbaarheid, randvoorwaarden of organisatorische aspecten.
Zoekstrategie
Voor het zoeken van literatuur werden de Pubmed en Cochrane databases geraadpleegd. Er is gezocht naar artikelen in het Nederlands en Engels. De in Pubmed gehanteerde zoekstrategieën en de bijbehorende resultaten worden weergegeven in een tabel.
Bewijstabellen en niveau van bewijsvoering
De bewijstabellen zijn weergegeven in een bijlage. Hieronder wordt de indeling van methodologische kwaliteit van individuele studies en niveau van conclusies gegeven.
Interventie | Diagnostisch accuratesse onderzoek | Schade/bijwerkingen*, etiologie, prognose | |
A1 | Systematische review van ten minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau. | ||
A2 | Gerandomiseerd dubbelblind vergelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit van voldoende omvang | Onderzoek ten opzichte van een referentietest (een ‘gouden standaard’) met tevoren gedefinieerde afkapwaarden en onafhankelijke beoordeling van de resultaten van test en gouden standaard, betreffende een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten die alleen de index- en referentietest hebben gehad |
Prospectief cohortonderzoek van voldoende omvang en follow-up, waarbij adequaat gecontroleerd is voor ‘confounding’ en selectieve follow-up voldoende is uitgesloten. |
B | Vergelijkend onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 (hieronder valt ook patiëntcontrole onderzoek, cohortonderzoek) | Onderzoek ten opzichte van een referentietest, maar niet met alle kenmerken die onder A2 zijn genoemd. | Prospectief cohortonderzoek, maar niet met alle kenmerken onder A2 of retroperspectief cohortonderzoek of patiëntcontrole onderzoek. |
C | Niet-vergelijkende onderzoek | C | |
D | Mening van deskundigen | D | |
* Deze classificatie is alleen van toepassing in situaties waarin om etische of andere redenen gecontroleerde trials niet mogelijk zijn. Zijn die wel mogelijk dan geldt de classificatie voor interventies. |
Tabel: indeling van methodologische kwaliteit van individuele studies
Conclusie gebaseerd op | |
1 |
Onderzoek van niveau A1 of ten minste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2 |
2 |
1 onderzoek van niveau A2 of ten minste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B |
3 | 1 onderzoek van niveau B of C |
4 | Meningen van deskundigen |
Tabel: niveau van conclusie
Overwegingen
De werkgroep heeft onderling afspraken gemaakt over te hanteren definities en terminologie. Deze overwegingen van de werkgroep zijn per onderwerp opgenomen in de voorgaande thema’s.
Kennislacunes
De werkgroep is tot de conclusie gekomen dat op de volgende onderwerpen sprake is van kennislacunes:
- Er is nog onvoldoende kennis over de resultaten van de POLAR-studie naar de effectiviteit en de kosten-baten balans van zuurstofsaturatiemeting door verloskundigen.
- In de toekomst zullen digitale meet- en ondersteuningsmogelijkheden mogelijk een grotere rol gaan spelen, ook in relatie tot hartafwijkingen. Te denken valt aan health apps en meetmethoden (zoals armbanden) voor voeding, beweging, hartritme, zuurstofsaturatie, etc. Over de toegevoegde waarde van deze mogelijkheden is nog onvoldoende bekend.
- Er is nog onvoldoende bekend over de rol die de JGZ kan spelen bij het signaleren en begeleiden van psychosociale problemen bij kinderen met een aangeboren hartafwijking.
- Wetenschappelijk onderzoek naar de meerwaarde van lichamelijk onderzoek op specifieke leeftijdsmomenten is wenselijk, hierover is onvoldoende kennis beschikbaar.
- Wetenschappelijk onderzoek naar de validiteit van screenen op aangeboren hartafwijkingen door de JGZ is wenselijk. Dit is wenselijk omdat de prevalentie van kinderen met een nog niet opgespoorde aangeboren hartafwijking veranderd is door de 20 weken echo, en naar verwachting zal veranderen na de eventuele landelijke invoering van de zuurstofsaturatiemeting.
- Diverse uitgangsvragen zijn expert based beantwoord, omdat wetenschappelijke kennis en onderbouwing op diverse onderwerpen ontbreekt.
Knelpuntenanalyse
De knelpuntenanalyse is uitgevoerd door de Argumentenfabriek.
Belangenverstrengeling
Alle deelnemers aan de projectgroep en werkgroep hebben een belangenverklaring ingevuld. Er zijn geen mogelijke belangenverstrengelingen gemeld.