6 Samenwerken

JGZ richtlijn Opvoedondersteuning (2013)

Opvoedondersteuning

Randvoorwaarden

Om ketenpartners met elkaar te verbinden is het volgende minimaal nodig [237]:

  • ontmoetingen en persoonlijke contacten (elkaar kennen);
  • concrete afspraken maken met elkaar (en daarin elkaar (leren) vertrouwen);
  • leren en kennisuitwisseling (elkaar begrijpen);
  • goede onderlinge communicatie en informatie-uitwisseling (elkaar verstaan);
  • beleid en aansturing verbinden met uitvoering (elkaar stimuleren).

 

In veel gemeenten start men met afstemming tussen ketenpartners op basis van de wil om de zorg en ondersteuning van jeugdigen te verbeteren, de ervaren noodzaak om ‘elkaars kwaliteiten’ te benutten en een houding en cultuur die ruimte laten en een beroep doen op ieders expertise en inzet. Verantwoordelijkheden en afspraken tussen ketenpartners zijn globaal vastgelegd en werkende weg verder ontwikkeld.
In de praktijk van de zich ontwikkelende samenwerking dienen zich vaak drie elkaar overlappende processen aan, te weten:

  1. Goedwerkende incidentele oplossingen worden gaandeweg structureel.
  2. Werkbare structurele oplossingen komen (gaandeweg) onder gezamenlijke sturing.
  3. Onder gezamenlijke sturing komen gezamenlijke visie en beleid tot stand vertaald in een plan van aanpak. De lopende praktijk wordt ingepast en men voegt ontbrekende elementen toe [161][162][26] (CBO, 2005).

 

Noodzakelijke samenwerking m.b.t. (vroeg)signalering

Het is vaak moeilijk om precies aan te geven wanneer de ontwikkeling van met name jonge kinderen ongunstig is, gezien het feit dat zij relatief veel wisselingen en instabiliteit kunnen vertonen op verscheidene ontwikkelingsterreinen. Daarnaast zijn er tussen jonge kinderen onderling ook weer grote verschillen in ontwikkelingstempo. De JGZ wordt vaak geconfronteerd met psychosociale problematiek (waaronder opvoedingsproblemen) in een voor- of beginstadium. Bij slechts een kleine groep (jonge) kinderen is de problematiek duidelijk te omschrijven. Veel vaker gaat het om een ‘niet-pluisgevoel’ van ouders en/of professionals of om een onduidelijke en/of moeilijk te interpreteren situatie [170]

Juist bij jonge kinderen adviseert TNO-PG het gebruik van een betrouwbaar (screenings) instrument en het raadplegen van meerdere ‘informanten’, zoals ouders, het consultatie- bureauteam, het dossier en de kinderopvang (en de school voor de oudere kinderen) [64]. Die instrumenten zijn opgenomen in de JGZ-richtlijn Vroegsignalering van psychosociale problemen [231] en soms nog in ontwikkeling.
De kinderopvang (en school) is enerzijds een belangrijke vindplaats voor kinderen met beginnende of aanhoudende problematiek. Daarnaast beschikt de kinderopvang (en school) over belangrijke informatie voor ouders en JGZ, als thuis twijfels of zorgen zijn over de ontwikkeling en/of opvoeding van een kind. Bij vroegsignalering is het dus noodzakelijk dat professionals van verschillende disciplines en organisaties met elkaar samenwerken.

Registratiesystemen Digitaal Dossier JGZ en verwijsindex risicojongeren

Afstemming tussen verschillende professionals en instellingen vereist dat professionals informatie uitwisselen. Het Digitaal Dossier Jeugdgezondheidszorg, waarin registratie plaatsvindt van algemene kind-, ouder- en gezinsgegevens, van de lichamelijke en psychosociale ontwikkeling van de jeugdige, als ook van de (actuele) risicofactoren ten behoeve van de longitudinale begeleiding, en de verwijsindex risicojongeren, waarin professionals kunnen zien welk gezin bij welke andere instanties bekend is, dragen hieraan bij [149]. De implementatie van het Digitaal Dossier en de verwijsindex is inmiddels in volle gang. Het Digitaal Dossier maakt uniforme registratie en betere overdrachten van dossiers en zorg mogelijk binnen de JGZ. De verwijsindex brengt risicomeldingen van hulpverleners bij elkaar en zorgt dat hulpverleners van elkaar weten dat zij betrokken zijn bij de jeugdige. De verwijsindex bevat geen inhoudelijke informatie over de aard van de problematiek en de behandeling, maar bevordert een snellere en betere samenwerking van hulpverleners [160].

Nieuwe media

Sociale media zijn dé tools om te netwerken en daaruit effectieve samenwerking te realiseren. Ook bieden sociale media kans om laagdrempelig kennis te delen [228]. Door de komst van nieuwe laagdrempelige media kunnen professionals met elkaar in verbinding staan en vraagstukken en oplossingen uitwisselen. Een groot scala aan online applicaties biedt mogelijkheden het werk flexibel te organiseren, effectief met elkaar te communiceren en kennis direct beschikbaar te stellen aan andere professionals. Vergaderen (effectief afstemmen) kan ook online. Via applicaties zoals Google Sites kunnen samenwerkende professionals organisatie overstijgend hun agenda, documenten en vraagstukken met elkaar delen. Jeugdzorg 2.0 is een voorbeeld van een snelgroeiende beweging die staat voor het verbinden van pioniers die een passie hebben om de jeugd(gezondheids)zorg te vernieuwen. Centraal staat hoe te vernieuwen met gebruik van de hedendaagse technologie. Ook in de JGZ zijn er steeds meer initiatieven en goede voorbeelden beschikbaar. Meer informatie is te vinden in de handreiking ‘Social media en de JGZ – een wereld vol kansen’ van het NCJ [228].

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback