Binnen de efflorescenties wordt onderscheid gemaakt tussen primaire (door de huidaf- wijking zelf) en secundaire efflorescenties (door de klachten die de huidafwijking geeft, zoals krabeffecten (excoriaties) door het krabben ten gevolge van de jeuk bij eczeem).
- Primaire efflorescenties zijn: macula (vlek), urticaria (galbult/netelroos), papel (kleine verhevenheid), vesikel (kleine blaar), bulla (blaar), tumor (zwelling).
- Secundaire efflorescenties zijn: squamae (schilfering), crusta (korst), excoriatie (krabeffect), fissuur (rhagade/kloof), ulcus (wond), cicatrix (litteken).
PROVOKE
- P: plaats – waar op het lichaam
- R: rangschikking – aantal en verdeling van de plekken
- O: omvang – grootte van de individuele plekken
- V: vorm van de plek
- O: omtrek (begrenzing)
- K: kleur
- E: efflorescentie
O = beschrijving van omvang/grootte/vorm
- nummulair – muntgroot (rond)
- lenticulair – druppelgroot (linzengroot)
- miliair – puntgroot
- arciform – boogvormig
- annulair – ringvormig
- polycyclisch – uit meerdere ronde vormen bestaand
- gegyreerd – als slingerende linten
- reticulair – netvormig
- polygonaal – veelhoekig
Beschrijving van het oppervlak
- squameus – schilferend
- crusteus – met korsten (van bv wondvocht) bedekt
- papillomateus – bloemkoolachtig, wratachtig
- hyperkeratotisch – toegenomen hoornlaag
- gelichenificeerd – verdikte huid met vergroving van de huidstructuur
K = beschrijvingen van kleur
- gehyperpigmenteerd – toegenomen pigment
- gehypopigmenteerd – afgenomen (dus minder) pigment
- gedepigmenteerd – ontbrekend (geheel geen) pigment
- erythemateus – rood, wegdrukbaar (bloedcellen in de haarvaten)
- purpureel – rood, niet wegdrukbaar (bloedcellen buiten de haarvaten of gestold)
E = efflorescenties
- atrofie – inzinking, dunnere plaats van de huid
- bulla – blaar, groter dan 1 cm
- enantheem – uitslag op de slijmvliezen
- erosie – oppervlakkige beschadiging van de huid (zonder zichtbare bloeding)
- erytheem – roodheid van de huid, t.g.v. vaatverwijding en bloedovervulling
- erythemateus – met roodheid van de huid
- exantheem – huiduitslag
- excoriatie – beschadiging van epidermis en opperste deel van de dermis, zoals bij een schaafwond
- fissuur/rhagade – kloof, scheur, inscheuring van de huid
- hyperkeratose – sterke verhoorning van de opperhuid
- kwaddel/urtica – licht verheven jeukend huidoedeem, kleiner dan 1 cm (galbult)
- macula – vlek met kleurverandering in het niveau van de huid (niet verheven)
- maculopapuleus – bestaande uit kleurverandering en kleine knobbeltjes
- nodulus – knobbeltje/zwelling in of onder de huid, kleiner dan 1 cm
- nodus – als nodulus, maar dan groter dan 1 cm
- papel (papula) – bultje of verhevenheid van de huid, kleiner dan 1 cm
- pityriasiforme schilfering – zeer fijne, zemelachtige schilfering
- plaque – solide, vlakke of verheven plek, groter dan 1 cm
- purpura – bloeduitstortingen (niet wegdrukbaar)
- pustel (pustula) – puist (zichtbare holte gevuld met pus), kleiner dan 1 cm
- rhagade – zie fissuur
- sclerose – littekenachtige verharding van de huid
- seborrhoïsch – geel, vettige schilfering (verhoogde afscheiding van het huidsmeer vermengd met huidschilfers)
- squameus – schubachtig (door afschilfering of vervelling gevormde schubjes in de bovenste huidlagen)
- teleangiëctasie – blauwe of rode vlek ontstaan door blijvende verwijding van bloedvaten (wegdrukbaar)
- tumor – zwelling
- ulcus (mv.: ulcera) – zweer
- urtica – zie kwaddel
- verruca – wrat
- vesicula – blaasje, kleiner dan 1 cm
- vesiculopustuleus – bestaande uit blaasjes en puisten