4.2 Advies JGZ bij constitutioneel eczeem

JGZ-richtlijn Huidafwijkingen

Huidafwijkingen

Inleiding

Constitutioneel eczeem (ook wel atopisch eczeem of atopische dermatitis genoemd) komt bij 10-20% van de kinderen voor. De meeste kinderen worden gezien in de eerste lijn. De jeugdarts verwijst 10% van de kinderen met constitutioneel eczeem naar de huisarts [65]. De JGZ heeft dus samen met de eerste lijn een grote rol in de begeleiding en zo mogelijk de verwijzing van kinderen met eczeem, zodat beter behandeld kan worden. Met de huidige behandelingsmogelijkheden kan constitutioneel eczeem niet genezen, maar wel goed behandeld worden. Hierdoor hoeven de kinderen die bij de JGZ en in de eerste lijn worden gezien geen actief eczeem meer te hebben en hoeven ze ook geen belemmering door het eczeem meer te ervaren in hun somatische en psychosociale ontwikkeling.
De rol van de JGZ bij de behandeling van constitutioneel eczeem ligt vooral in het verstrekken van goede informatie, zoals advisering over gebruik van indifferente middelen (subvraag 2a: gebruik van indifferente middelen). Wanneer gebruik van indifferente middelen niet het gewenste resultaat geeft (eczeem verbeterd/weg na behandeling) moet verwezen worden. Voor behandeling met lokale corticosteroïden is verwijzing naar de huisarts noodzakelijk. De JGZ kan dan wel een rol spelen in de begeleiding bij het adequaat gebruik van lokale corticosteroïden ter verhoging van de therapietrouw (subvraag 2b: therapietrouw en zelfmanagement). Daarnaast dient de JGZ op de hoogte te zijn van aanvullende maatregelen in de eerste en tweede lijn (zie subvraag 2c: bestrijden van/ omgaan met jeuk, en subvraag 2d: voorkomen van secundaire infecties) en op de rol van niet allergische factoren (subvraag 2e: kleding als niet-allergische factor en voeding als allergische factor bij constitutioneel eczeem).

Aanbevelingen

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback