Richtlijn: Autismespectrumstoornissen (2015)
Onderbouwing
Instrument | Wetenschappelijke conclusies |
De Sociaal Emotionele Vragenlijst (SEV) | Er is geen relevante literatuur gevonden voor de wetenschappelijke onderbouwing van de diagnostische accuratesse van de SEV bij ASS. Daarom kunnen hierover geen wetenschappelijke conclusies getrokken worden. |
Child Behavior Checklist (CBCL) | Er is geen relevante literatuur gevonden voor de wetenschappelijke onderbouwing van de diagnostische accuratesse van de CBCL bij ASS. Daarom kunnen hierover geen wetenschappelijke conclusies getrokken worden. |
Vragenlijst voor inventarisatie van sociaal gedrag van kinderen (VISK) | Er is geen relevante literatuur gevonden voor de wetenschappelijke onderbouwing van de diagnostische accuratesse van de VISK bij ASS. Daarom kunnen hierover geen wetenschappelijke conclusies getrokken worden. |
Sociaal Emotionele Vragenlijst (SEV)
De Sociaal Emotionele Vragenlijst (SEV) is een in Nederland ontwikkeld instrument waarmee aan de hand van gedragsbeoordelingen kan worden nagegaan in hoeverre kinderen van 4 t/m 18 jaar kernsymptomen van sociaal-emotionele problematiek vertonen. De vier clusters van sociaal-emotionele problematiek die daarbij worden onderscheiden zijn: aandachttekorten met hyperactiviteit, sociale gedragsproblematiek, angstig en stemmingsgestoord gedrag en autistisch gedrag. De test is uitgegeven in 2005 en omvat een vragenlijst met 72 items. De SEV wordt ingevuld door een volwassene die het kind goed kent (bijvoorbeeld een ouder/leerkracht). Specifieke doelgroepen die met de SEV kunnen worden getest, zijn kinderen die een stoornis hebben op sociaal gebied, zoals ASS of ADHD (Scholte & Van der Ploeg, 2007, Manti et al 2009).
Wetenschappelijke onderbouwing
Zoals in de paragraaf zoekstrategie selectie in thema 2, onder Sensitiviteit en specificiteit van instrumenten is aangegeven, is er geen relevante literatuur gevonden voor de wetenschappelijke onderbouwing van de diagnostische accuratesse van de SEV.
Overige overwegingen
De SEV is een Nederlands screeninginstrument dat vooral in het onderwijs veel wordt gebruikt. Het is gebaseerd op de DSM en screent op gedragsvariabelen die naar een aantal in de DSM beschreven stoornissen kunnen wijzen. Hij wordt naast klinisch gebruik ook internationaal voor research doeleinden gebruikt Hij is makkelijk af te nemen.
Child Behavior Checklist (CBCL)
Rond 1980 werd de Child Behavior Checklist (CBCL) al gebruikt om kinderen op autistisch gedrag te onderzoeken (Ooi e.a., 2010). De CBCL is de meest bekende dimensionale benadering en is tegenwoordig ook bekend als het Achenbach system of empirically based assessment (ASEBA) (Scholte e.a., 2008). Het is een vragenlijst die schriftelijk ingevuld moet worden. Er zijn verschillende versies: voor ouders, voor leerkrachten en voor tieners.
De CBCL kent diverse gedragsvragenlijsten, die door verschillende informanten ingevuld worden:
- De gedragsvragenlijsten voor kinderen (CBCL/6-18: child behavior checklist for ages 6-18, en CBCL/1,5-5: child behavior checklist for ages 1,5-5) worden ingevuld door ouders.
- De ‘zelf in te vullen vragenlijst voor 11-18-jarigen’ (YSR, youth self-report for ages 11-18).
- De ‘gedragsvragenlijst voor kinderen, informatie leerkracht’ (TRF, teacher’s report form for ages 6-18) is een vragenlijst voor leerkrachten (NVvP, 2009).
Wetenschappelijke onderbouwing
Er zijn 6 artikelen full-text opgevraagd over de CBCL (Giovingo, 2010; Scholte e.a., 2008; Pandolfi e.a., 2009; Kroes e.a, 2002; Ooi e.a., 2010; Sikora e.a., 2008). Ze bleken op grond van de inclusiecriteria (zie Bijlage 4) alle geëxcludeerd te moeten worden vanwege de referentietest (2 keer), het design (3 keer) en vanwege het land waar de validering van het instrument plaatsvond (Singapore; 1 keer).
Overige overwegingen
De Child Behavior Checklist (CBCL) baseert zich op twee hoofddimensies. De eerste bevat internaliserende onderwerpen die informeren naar de emotionele gedragingen. De tweede dimensie wordt de externaliserende dimensie genoemd en richt zich op aandachtsproblemen en (agressieve) gedragsproblemen en bij de CBCL/6-18 ook delinquente problemen als stelen (Scholte e.a., 2008). De verschillende CBCL lijsten leveren weinig specifieke informatie op voor de autismespectrumstoornissen, maar geven wel informatie over comorbide problematiek (NVvP, 2009).
Vragenlijst voor inventarisatie van sociaal gedrag van kinderen (VISK)
De VISK (Vragenlijst voor inventarisatie van sociaal gedrag van kinderen) is een screeningsinstrument, ontwikkeld in 2002. De VISK bestrijkt een breed scala van problemen in verschillende ontwikkelingsdomeinen, met name de sociale problematiek. Deze problematiek komt vaak voor bij kinderen met ontwikkelingsstoornissen, waaronder ADHD, ODD en ASS.
De lijst is geschikt voor kinderen vanaf 4 jaar. De 49 vragen worden ingevuld door de ouders (dit kan individueel of groepsgewijs gebeuren). De afnameduur is 10-15 minuten. Er zijn vier normgroepen binnen de VISK: PDD-NOS, ADHD, algemene kinder- en jeugdpsychiatriegroep en verstandelijke gehandicapten.
Wetenschappelijke onderbouwing
Bij de literatuursearch zijn geen artikelen gevonden over de VISK. De NVvP heeft dit instrument wel meegenomen en behandeld haar monodisciplinaire richtlijn gericht op ASS uit 2009. De richtlijn van de NVvP heeft vier artikelen gevonden over de VISK, waarvan zij aangeven dat er slechts één artikel bruikbaar was. Dit artikel ging echter niet over de validiteit van het instrument, waardoor het voor deze richtlijn geëxcludeerd is.
Overige overwegingen
De volgende ontwikkelingsdomeinen worden gemeten: mate van afstemming op de sociale situatie; neiging van sociale interactie; oriëntatie in tijd, ruimte en plaats; mate van begrijpen van sociale informatie; aanwezigheid van stereotiep gedrag; mate van angst voor en weerstand tegen veranderingen.
Volgens de NVvP richtlijn (2009) is de VISK relatief gemakkelijk in te vullen door ouders. Daarnaast kan de VISK gebruikt worden om in gesprekken met leerkrachten na te gaan wat precies de problemen zijn die gesignaleerd worden in de klas. De VISK geeft een inventarisatie van mogelijke problemen in het sociale functioneren, maar geeft geen uitsluitsel over de onderliggende problematiek (vanwege gebrek aan normen en cut-off scores). Het waargenomen gedrag kan worden toegeschreven aan verschillende stoornissen en/of gedragsproblemen, zoals voorkomt bij bijvoorbeeld PPD-NOS, ASS, ADHD of een combinatie ( NVvP, 2009). Om hier uitsluitsel over te kunnen geven is uitgebreider diagnostisch onderzoek nodig.