De richtlijn beoogt een antwoord te geven op knelpunten welke gesignaleerd zijn door het veld. Om deze in kaart te brengen is een knelpuntenanalyse uitgevoerd (Trimbos-instituut).
De voorzitter van de richtlijnwerkgroep heeft samen met de projectleider en epidemiologen van het Trimbos-instituut op basis van relevantie, beantwoordbaarheid en prioriteit een selectie uit deze knelpunten gemaakt. Deze selectie is vervolgens voorgelegd aan en goedgekeurd door de werkgroep.
De uitgangsvragen zijn in eerste instantie beantwoord op basis van literatuursearches, volgens de evidence-based (EBRO)methode. Dit is uitgevoerd door epidemiologen van het Trimbos-instituut en van het Dutch Cochrane Centre (DCC). De uitwerking bestond uit:
- het formuleren van PICO’s en zoektermen
- het zoeken en beoordelen van literatuur op basis van zoektermen
- het maken van evidence tabellen
- schrijven van de wetenschappelijke conclusies, welke als conceptteksten zijn voorgelegd aan de werkgroepleden
Door middel van discussie en meningvorming in de werkgroep zijn aanbevelingen geformuleerd. Voor een aantal vragen werd onvoldoende wetenschappelijke onderbouwing gevonden. Deze zijn beantwoord door middel van discussie en opinievorming in de werkgroep en op basis van literatuur en beleidsdocumenten, die aangeleverd zijn door werkgroepleden en/of klankbordgroepleden.
De volgende uitgangsvragen komen in de richtlijn aan de orde:
Uitgangsvraag 1: Wat zijn de meest geschikte instrumenten voor het signaleren en screenen van (een vermoeden van) ASS bij kinderen en jongeren?
1a: Op welke manier zijn het Van Wiechenonderzoek en de SDQ bruikbaar bij vroegsignalering van ASS?
1b. Wat is de diagnostische accuratesse van de ASS-screeningsinstrumenten?
Uitgangsvraag 2. Wat zijn de voor- en nadelen (kosten, bruikbaarheid en setting) van de instrumenten voor screening van autismespectrumstoornissen?
Uitgangsvraag 3: Hoe kunnen JGZ professionals en ouders samenwerken rond het signaleren, tijdig erkennen en gericht doorverwijzen naar verdere diagnostiek van ontwikkelingsproblemen die mogelijk duiden op een ASS bij kinderen en jongeren?
Deelvraag 1:
Op welke manier kunnen JGZ-professionals tijdens het proces van het herkennen van signalen van ASS, beter gebruik maken van de informatie van ouders over hun kind en op welke manier kunnen professionals ouders ondersteunen en motiveren om een op ASS gericht diagnostisch vervolgtraject in te gaan?
Deelvraag 2:
Op welke manier kunnen JGZ-professionals ouders/verzorgers ondersteunen bij het accepteren van de mogelijkheid dat hun kind een ASS heeft en op welke manier kunnen ouders ondersteund en begeleid worden tijdens dit proces?
Uitgangsvraag 4: Hoe verloopt het diagnostisch pad van signalering, screening en verwijzing naar verdere diagnostiek van ASS bij kinderen en jongeren?
Uitgangsvraag 5: Zijn er aandachtspunten bij de signalering en screening van ASS bij meisjes, etnische minderheden en mensen met een verstandelijke beperking?
5a. Welke verschillen zijn er bij het herkennen van signalen van ASS en het gebruik van screeningsinstrumenten bij meisjes, etnische minderheden en mensen met een verstandelijke beperking?
5b. In hoeverre is er sprake van onderdiagnostiek bij meisjes, etnische minderheden en mensen met een verstandelijke beperking?