De ontwikkelingsmethode van de richtlijn is gebaseerd op de EBRO-methodiek [142]. De kern hiervan bestaat uit het systematisch zoeken, selecteren en beoordelen van de wetenschappelijke literatuur en het transparant weergeven van de resultaten met aansluitende meningsvorming, waarbij er een expliciet en direct verband bestaat tussen de individuele aanbevelingen en het onderliggende wetenschappelijke bewijsmateriaal).
De richtlijn is voor zover mogelijk gebaseerd op bewijs uit gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek. Relevante artikelen werden gezocht door het verrichten van systematische zoekacties. Er werd gezocht naar gepubliceerde artikelen in PsychINFO, Pubmed, Cochrane en de Embase databases. De geselecteerde artikelen zijn door de epidemiologen beoordeeld op kwaliteit van het onderzoek en gegradeerd naar mate van bewijskracht (aangegeven in niveaus 1 t/m 4).
Daarnaast is gebruik gemaakt van bestaande richtlijnen. In Nederland heeft de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie in 2009 een monodisciplinaire richtlijn uitgebracht over de diagnostiek en behandeling van ASS bij kinderen en jongeren [98]. In 2007 is in Schotland door de Scottish International Guidelines Network een multidisciplinaire richtlijn uitgebracht [127]. Beide richtlijnen scoorden goed tot zeer goed op het AGREE-instrument [137] en waren daarmee bruikbaar.
De teksten in de paragrafen sluiten zoveel mogelijk aan op concrete, in de dagelijkse praktijk ervaren problemen. Deze worden omgezet in algemene uitgangsvragen, die de titels van de paragrafen kunnen vormen. De uitgangsvragen worden vervolgens uitgewerkt tot een of meerdere zoekvragen aan de hand waarvan literatuur wordt gezocht.
Wetenschappelijke onderbouwing
Elke paragraaf begint met een verantwoording van de wijze waarop de wetenschappelijke literatuur is gezocht en beoordeeld ter beantwoording van de uitgangsvraag. Dan volgt een samenvatting en kritische bespreking van de bevindingen. De bespreking van de literatuur mondt per paragraaf uit in een (aantal) conclusie(s).
Conclusie(s) op grond van literatuur
Op basis van de wetenschappelijke onderbouwing wordt de conclusie geformuleerd. Deze conclusie wordt weergegeven samen met de literatuurreferenties waarop deze gebaseerd is, inclusief het niveau van bewijs (zie bijlage 3). De conclusie mag geen elementen bevatten die niet in de tekst zijn onderbouwd. De lezer moet in een oogopslag kunnen zien hoe hard het bewijs is waarop de uitspraak is gebaseerd. In principe is iedere conclusie voorzien van een bewijsniveau.
Overige overwegingen
Het zijn niet alleen de resultaten van wetenschappelijk onderzoek op basis waarvan de werkgroep tot een aanbeveling komt. Er zijn ook allerlei andere overwegingen die een rol spelen, zoals veiligheid, cliëntenperspectief, gebruikersgemak, kosten en kosteneffectiviteit, organisatie van zorg, beschikbaarheid van voorzieningen, en morele en juridische aspecten. De overige overwegingen zijn zo expliciet mogelijk vermeld in de tekst. De kracht van een dergelijke tekst is dat ze motiveert waarom een aanbeveling van belang is.
Aanbevelingen
Op grond van de conclusies en de overige overwegingen komt de werkgroep tot een of meerdere aanbevelingen.