Richtlijn: Ondergewicht (2019)

3. Verwijzen en begeleiden

In dit thema worden de afkappunten voor ondergewicht en een afbuigende gewichtscurve beschreven en de wijze waarop bij jeugdigen met ondergewicht of een afbuigende gewichtscurve beoordeeld kan worden of verdere actie (verwijzing, begeleiding) is aangewezen. Criteria voor achterblijvende lengtegroei worden gegeven in de JGZ-richtlijn ‘Lengtegroei’.

Aanbevelingen

Voorlichting

  • Een deel van de jeugdigen heeft van ‘nature’ een lager gewicht dan de meeste leeftijdsgenoten van hetzelfde geslacht en lengte. Als de jeugdige weliswaar ondergewicht heeft (d.w.z. gewicht naar leeftijd/lengte <-2 SDS óf de BMI naar leeftijd correspondeert met een BMI van <17,0 kg/m2 op 18 jaar) maar zijn/haar curve blijft volgen, er geen zorgen zijn over het eten en hij/zij goed gezond is en goed functioneert is er in principe geen verdere actie nodig. De JGZ blijft de groei op de gebruikelijke wijze volgen.

Extra onderzoek door de JGZ

  • Bij zorgen over het gewicht of het gewichtsverloop schat de JGZ-professional de voedingstoestand en het risico op ondervoeding in d.m.v. een gerichte voedings- en medische anamnese en lichamelijk onderzoek. Het lichamelijk onderzoek vindt van ‘top tot teen’ plaats. Mogelijk onderliggende oorzaken worden bespreekbaar gemaakt. Zo nodig wordt een extra consult op indicatie ingepland.

Verwijzen

  • Jeugdigen met ondergewicht (gewicht naar leeftijd/lengte kind 1 SD afgenomen) worden naar een kinderarts verwezen als er naar inschatting van de jeugdarts of de verpleegkundig specialist* tevens sprake is van een afwijkende voedingstoestand (klinische blik) en/of een hoog risico op ondervoeding.
  • Verwijzing naar een kinderarts vindt ook plaats als er, naast het ondergewicht en/of de afbuigende gewichtscurve, in de medische anamnese sprake is van klachten of symptomen die kunnen wijzen op een (ernstige) onderliggende ziekte of – probleem.
  • Wanneer verwijzing naar een (kinder)diëtist, pedagoog/gedragstherapeut, preverbaal logopedist, lactatiekundige, KNO-arts, huisarts, sociaal wijkteam of een eerstelijns eet team bij een jeugdige met ondergewicht ook of meer van toepassing is kan de jeugdarts, de verpleegkundig specialist en/of de jeugdverpleegkundige daar, in overleg met de ouders en/of de jeugdige, voor kiezen.

Begeleiden

  • De JGZ-professional biedt jeugdigen met ondergewicht en/of een afbuigende gewichtscurve en hun ouders begeleiding en extra meet- en weegmomenten aan als er sprake is van een mild, mogelijk voorbijgaand voedings- of eetprobleem. Doel van de begeleiding is het bereiken van een volwaardige en gebalanceerde voedingsinname, leeftijdsadequaat eetgedrag en een voor de betreffende jeugdige gezond gewicht.
  • Als begeleiding vanuit de JGZ niet voldoende helpt om de achterstand in gewicht in te halen, dan vindt alsnog verwijzing naar een kinderarts plaats. 

Follow-up

  • Bij verwijzing naar een andere professional/organisatie dan een kinderarts of een huisarts blijft de JGZ de groei volgen. Met de kinderarts of huisarts worden afspraken gemaakt over wie verantwoordelijk is voor de follow-up van de groei.

*De verpleegkundig specialist preventieve zorg is een verpleegkundige met een BIG geregistreerde masteropleiding die werkzaamheden van het medisch domein combineert met die van het verpleegkundig domein binnen het eigen deskundigheidsgebied en zij werkt op expertniveau. Zij is binnen dit expertisegebied o.a. bevoegd om zelfstandig te werken, diagnoses te stellen en te verwijzen waar nodig is. De verpleegkundig specialist is lid van het JGZ team, zij maakt net als de andere teamleden gebruik van de expertise van collega’s en speciaal van de jeugdarts als het gaat om complexe medische problematiek.

1 met vermelding van SDS voor gewicht naar leeftijd/lengte en het gewichtsverloop en met bericht aan de huisarts.

Bekijk de onderbouwing van dit thema, of lees verder in Thema 4 over adviseren.


Pagina als PDF