Jeugdigen met ondergewicht en/of een afbuigende gewichtscurve worden naar een kinderarts verwezen als:
- Er naar inschatting van de jeugdarts of de verpleegkundig specialist sprake is van een afwijkende voedingstoestand en/of een verhoogd risico op ondervoeding;
- Er in de medische anamnese tevens sprake is van klachten of symptomen die kunnen wijzen op een (ernstige) onderliggende ziekte of – probleem;
- Begeleiding vanuit de JGZ en/of het inschakelen van een (kinder)diëtist niet voldoende helpt, er bij de professional of de ouder(s) zorgen blijven bestaan of als de voedingstoestand verder verslechtert.
Verwijzing naar een kinderarts gaat gepaard met bericht aan de huisarts. Een (standaard) begeleidende brief en een kopie van de verwijsbrief worden na toestemming van de ouders naar de huisarts gestuurd. In de verwijsbrief staan de adresgegevens van zowel de verwijzer (de jeugdarts of de verpleegkundig specialist) als de huisarts vermeld en de ontvanger wordt verzocht naar beide beroepsgroepen terug te rapporteren. In de verwijsbrief wordt ten minste de SD score van het gewicht-naar-leeftijd/lengte en het gewichtsverloop (als mate van afname van de SD score) genoemd.
Jeugdigen die voor verwijzing al behandeld werden door bijvoorbeeld een (kinder)diëtist blijven daar ook na de verwijzing onder behandeling. Wanneer bij een jeugdige met ondergewicht verwijzing naar een andere professional dan de kinderarts ook of meer van toepassing is kan de jeugdarts, de verpleegkundig specialist en/of de jeugdverpleegkundige daar (in overleg met de ouders en de jeugdige) voor kiezen:
- (Kinder)diëtist. Voor het in kaart brengen en beoordelen van het voedingspatroon, voor begeleiding bij het bereiken van een normaal gewicht en voor het normaliseren van het voedingspatroon en het eetgedrag kan verwezen worden naar een (kinder)diëtist. Een (kinder)diëtist kan jeugdigen met ondergewicht, een afbuigende groeicurve of een onvolwaardig of ongebalanceerde voedingsinname en hun ouders begeleiden en advies op maat geven. Doel is om het gewicht en het voedingspatroon te normaliseren. Bij selectieve en/of restrictieve eters kan de (kinder)diëtist bijvoorbeeld beoordelen of er sprake is van een volwaardige en gebalanceerd voedingsinname en advies geven over energie- en eiwitrijke voeding of over de inzet van dieetvoeding.
- Pedagoog/ gedragstherapeut. Bij vragen over het eetgedrag en de ouder-kind interactie en als er veel pedagogische problemen rondom het eten zijn of een negatieve interactie tussen ouders en de jeugdige en als advisering vanuit de JGZ onvoldoende helpt, is het raadzaam om hulp van een pedagoog/ gedragstherapeut in te schakelen.
- Preverbaal logopedist. Voedingsproblemen moeten altijd in relatie tot de totale ontwikkeling worden gezien. Leren eten van een lepel, drinken uit een fles, beker of rietje en kauwen op vast voedsel zijn motorische vaardigheden die moeten aansluiten bij het motorisch functioneren van het kind. Bij problemen met het drinken uit de borst of uit de fles, het eten van de lepel, het drinken uit een beker, het leren kauwen en/of het slikken kan verwijzing naar een preverbaal logopedist aangewezen zijn. Preverbaal logopedisten zijn gespecialiseerd in slikproblemen en eet- en drinkproblemen bij jonge kinderen.
- Lactatiekundige. Bij problemen bij borstvoeding kan worden verwezen naar een lactatiekundige. Voor een gezonde groei is het advies dat baby’s op verzoek borstvoeding krijgen. Dit houdt in: zo vaak en lang als het kind wil, zowel overdag als ’s nachts. In de eerste levensweek betekent dit minimaal acht voedingen per etmaal. Vanaf het moment dat het kind meer bijvoeding krijgt, drinkt het minder en neemt de hoeveelheid moedermelk af. Kolven van moedermelk kan noodzakelijk zijn om de melkproductie op gang te brengen of te houden, bijvoorbeeld als de moeder weer gaat werken (zie verder ‘Multidisciplinaire richtlijn borstvoeding’ ).
- KNO-arts. Bij voornamelijk KNO-problemen.
- Huisarts.Verwijzing naar de huisarts kan van toepassing zijn bij problemen in de gezinscontext of in de directe leefomgeving, bij vragen over de medische voorgeschiedenis of bij psychosociale problemen. Ook een sociaal wijkteam kan ingezet worden (indien beschikbaar). Er kan ook gekozen worden om verwijzing naar de kinderarts via de huisarts te laten verlopen, bijvoorbeeld voor (extra) motivatie om een verwijzing op te volgen.
- Eerstelijns eetteams. Voor multidisciplinaire begeleiding bij voedings- en eetproblemen zijn in verschillende regio’s en gemeenten eerstelijns eetteams actief. Hierin wordt samengewerkt door o.a. een (kinder)diëtist, een preverbaal logopedist, een kinderergotherapeut, een pedagoog/kinderpsycholoog en een kinderfysiotherapeut. Soms is ook een kinderarts aangesloten. Voor een overzicht, zie Bijlage 6.