3 Signaleren, diagnostiek en verwijzen

JGZ richtlijn Autismespectrumstoornissen (2015)

Autismespectrumstoornissen

Signalering

Een eerste signalering begint bij een vermoeden dat er iets mis is, bij een ‘niet-pluis gevoel’. Vaak zijn het de ouders die als eerste ervaren dat hun kind zich anders ontwikkelt of afwijkend gedrag vertoont in vergelijking met andere kinderen. Een achterstand in motoriek of spraak kan een aanleiding vormen om dit bij de jeugdgezondheidszorg of de huisarts kenbaar te maken. Ook afwijkend spelgedrag kan door ouders worden opgemerkt. De meeste ouders zien al in het eerste levensjaar dat de ontwikkeling van hun kind zich anders voltrekt en rapporteren afwijkend gedrag binnen de eerste twee levensjaren. Daarentegen wordt de klinische diagnose over het algemeen pas jaren later gesteld [44].

In Nederland zijn nagenoeg alle kinderen in beeld bij de JGZ. Voor het volgen van de ontwikkeling en zo vroeg mogelijke signalering van eventuele ontwikkelingsachterstanden wordt het Van Wiechenonderzoek toegepast. Bij dit eerste laagdrempelige onderzoek kunnen vertragingen of bepaalde afwijkingen worden gesignaleerd, maar geen specifieke ontwikkelingsstoornissen worden vastgesteld. Als er op bepaalde ontwikkelingsgebieden twijfels en vragen rijzen, kan een meer specifiek instrument gericht op ASS worden ingezet. Als naar aanleiding daarvan duidelijke aanwijzingen voor een vermoeden van die stoornis is gevonden dient een nader diagnostisch onderzoek te worden gestart, waarvoor doorverwijzing nodig is.

Classificatie van ASS

Het classificeren van ASS is een onderdeel van het totale diagnostische proces waarin het gehele beeld van de cliënt en zijn omgeving in kaart wordt gebracht. Dit totale plaatje is noodzakelijk om tot een adequate behandeling te komen.
Het classificeren richt zich echter puur op de onderkenning van ASS. In deze richtlijn beperken we ons tot de eerste stappen in het classificatie/onderkenningsproces, zijnde het signaleren van autistische trekken.

ASS wordt op verschillende niveaus onderzocht. Grofweg onder te verdelen in het neurobiologische, het cognitieve en het gedragsniveau. Tot nu toe zijn er geen harde markers op de eerste twee niveaus gevonden. Om tot de classificatie ASS te kunnen komen zijn betrouwbare en valide instrumenten nodig. Deze instrumenten zijn bedoeld om het klinische proces van classificeren te ondersteunen. Onderzoek laat zien dat het gebruik van deze instrumenten alleen geen uitsluitsel geven over de classificatie. Daarvoor is ook de klinische blik van een ervaren autismedeskundige noodzakelijk [113][86][87][88]. Omdat er nog geen instrumenten zijn die met pathofysiologische en etiologische informatie de diagnose kunnen bevestigen is het van groot belang de gestelde diagnose zo goed mogelijk in eenduidige classificaties te beschrijven. Onderzoek heeft uitgewezen dat niet alleen het kind zelf onderzocht dient te worden, maar dat ook informatie over het kind vanuit verschillende bronnen verzameld moet worden om tot een zo betrouwbaar mogelijke ASS classificatie te kunnen komen. Daarnaast is een in autisme ervaren professional die deel uitmaakt van een multidisciplinair team een onmisbare schakel in het diagnostisch proces [113][78].

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback