2.1 Kernpunten

JGZ richtlijn Ouder – Kind relatie (maart 2021)

Ouder - Kind relatie

Kernpunten

  • Een gezonde ouder-kindrelatie verschaft de jeugdige doorgaans fysieke en emotionele veiligheid en geborgenheid: de ouder fungeert in de relatie als veilige basis van waaruit het kind de omgeving kan verkennen en waarop het altijd kan terugvallen. Kenmerkend voor een veilige relatie is het vertrouwen tussen ouder en kind.
  • Bepalend voor het ontwikkelen van een veilige gehechtheidsrelatie is (met inachtneming van kind- en omgevingskenmerken) het vermogen van de ouder om sensitief te reageren op signalen en behoeften van het kind en het vermogen om te mentaliseren. ‘Sensitief reageren’ betekent het herkennen van de signalen van het kind en er dan tijdig en adequaat op reageren. ‘Mentaliseren’ is het op een gepaste en coherente  manier onderkennen wat er in het kind omgaat. Het hardop verwoorden wat een kind ervaart, is geen voorwaarde voor mentaliseren; maar door woorden te geven aan de gevoelens van het kind, laat een ouder of professional zien dat hij/zij mentaliseert.
  • Vanaf de leeftijd van ongeveer 1 jaar wordt het stellen van grenzen – naast het sensitief reageren en het mentaliseren – belangrijk voor een veilige gehechtheidsrelatie. Een autoritatieve opvoedingsstijl wordt gekenmerkt door een hoge mate van sensitief reageren en mentaliseren en het tegelijk op een positieve manier stellen van duidelijke regels en grenzen. Dit draagt bij aan het ontwikkelen van gezonde zelfregulatie door het kind en een veilige gehechtheidsrelatie.
  • De mate van veiligheid die een jeugdige ontleent aan de ouder-kindrelatie is een continuüm dat loopt van veilig tot onveilig. Ankerpunten in dit continuüm* zijn:
    • Een veilige ouder-kindrelatie: de jeugdige heeft vertrouwen in zichzelf en de ouder, het contact tussen ouder en jeugdige verloopt soepel en plezierig. 
    • Een meer onveilige ouder-kindrelatie: de jeugdige ervaart meer onzekerheid ten opzichte zichzelf en zijn/haar ouder(s). De jeugdige staat mogelijk minder stevig in zijn/haar schoenen, heeft minder zelfvertrouwen en is minder sociaal vaardig. Op jonge leeftijd kan het kind erg aanhankelijk overkomen of juist afstandelijk. Het lukt de ouder niet goed om het kind te kalmeren of troosten en conflicten en onenigheden worden niet goed opgelost. Een meer onveilige relatie kan, wanneer ouders hieraan toe zijn, met tips en adviezen en eventueel begeleiding van ouders bijgestuurd worden. 
    • Een problematische/ verstoorde gehechtheidsrelatie: de jeugdige is zeer onzeker over de emotionele beschikbaarheid van de ouder(s), heeft weinig inzicht in zijn/haar eigen emoties en het kost hem/haar meer moeite om de eigen emoties te beheersen. Jeugdigen met ernstige gehechtheidsproblemen laten vaak gedragsproblemen zien of zijn extreem geremd. Er zijn problemen in de emotieregulatie en soms ook in de executieve functies, zoals plannen, organiseren, focussen.

Waar een jeugdige zich in dit continuüm precies bevindt, is de resultante van de wisselwerking tussen kenmerken en gedrag van de ouder(s), de jeugdige zelf en zijn/haar directe omgeving (het gezin, familie) en is alleen betrouwbaar vast te stellen in een gestandaardiseerde, diagnostische observatieprocedure die buiten het domein van de JGZ valt.

  • Naar schatting zestig tot zeventig procent van alle gezonde, thuiswonende jeugdigen in de leeftijd van één tot twaalf jaar bouwt een veilige gehechtheidsrelatie met zijn/haar ouders op.  Vijftien tot vijfentwintig van deze groep heeft een gehechtheidsrelatie waarbij de balans meer naar de onveilige kant uitvalt. Voor naar schatting vijftien procent van de jeugdigen is de relatie met hun ouders zo problematisch, dat hun ontwikkeling mogelijk bedreigd wordt door de gehechtheidsproblemen. 

*Een reactieve hechtingsstoornis is een psychiatrische stoornis waarbij sprake is van een afwezige of ernstig verstoorde hechting tussen de jeugdige en zijn/haar ouder(s). De stoornis maakt geen deel uit van het continuüm. Allerlei omstandigheden hebben het ontstaan van een gehechtheid bemoeilijkt of onmogelijk gemaakt. Vaak liggen er trauma’s bij de jeugdige en/of de ouder(s) aan ten grondslag. Daardoor heeft het kind weinig vertrouwen in mensen, waardoor het geen veiligheid ervaart in het contact met mensen in de omgeving. Relaties met andere mensen blijven vaak oppervlakkig. De stoornis komt alleen in extreme situaties van verwaarlozing, mishandeling of frequente wisseling van verzorgers voor, en kan niet verklaard worden door een ontwikkelingsachterstand van het kind.

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback