Richtlijn: Psychosociale problemen (2016)

Definitie en prevalentie

Uitgegaan wordt van de definitie die eveneens gehanteerd wordt binnen de Lokale en Nationale Monitor Jeugdgezondheid (zie ook Zeijl et al., 2005) en een aantal proefschriften die gericht zijn op de vroegsignalering van psychosociale problemen door de JGZ (Vogels, 2009; Theunissen, 2013).

Onder psychosociale problemen worden in dit document verstaan:

  • emotionele problemen (oftewel internaliserende problemen) zoals angst, teruggetrokkenheid, depressieve gevoelens, psychosomatische klachten;
  • gedragsproblemen (oftewel externaliserende problemen) zoals agressief gedrag, onrustig gedrag en delinquent gedrag;
  • sociale problemen, dit zijn problemen die het kind heeft in het maken en onderhouden van het contact met anderen.

Prevalentie
De prevalentie van psychosociale problemen bij kinderen in Nederland is aanzienlijk. Uit een onderzoek onder 0-12 jarigen (Zeijl et al., 2005) is naar voren gekomen dat 11% tot 28%, afhankelijk van de leeftijdsgroep, volgens de JGZ psychosociale problemen heeft. Volgens ouders van 0-12 jarigen is dat 4-6% op basis van hun oordeel op de Child Behavior Checklist vragenlijst (Zeijl et al., 2005), of iets hoger volgens meer recentere cijfers 10 % (8-12 jarigen)(Bot et al., 2011). De prevalentie van psychosociale problemen bij adolescenten (11-16 jarigen, zelf-rapportage) is 16% (Dorsselaer, et al., 2005). De gevonden prevalenties zijn onder meer afhankelijk van de gebruikte meetmethode en definities.

Verschil in psychosociale problemen per geslacht, leeftijd en type probleem
De prevalentie van psychosociale problemen verschilt tussen jongens en meisjes (per type psychosociaal probleem). In de basisschoolleeftijd rapporteren jongens vaker externaliserende problemen. Tijdens de adolescentie komen internaliserende problemen vaker voor bij meisjes (Dorsselaer 2005;van Steijn et al., 2014).

De prevalentie van psychosociale problemen (ouderrapportage) verschilt ook per type psychosociaal probleem. Van de Nederlandse basisschoolkinderen heeft 8% een externaliserend probleem en 12% een internaliserend probleem (Reijneveld et al., 2006). Bij adolescenten (13-16 jarigen) varieert de prevalentie van internaliserende problemen van 17-19%, en de prevalentie van externaliserende problematiek van 14-18%, afhankelijk van de leeftijdsgroep (van Stein et al., 2014).


Pagina als PDF