Richtlijn: Psychosociale problemen (2016)
Mijlpalen in de sociaal-emotionele ontwikkeling
Een overzicht van de mijlpalen in de sociaal emotionele ontwikkeling van het kind kan ondersteuning bieden voor de JGZ-professional bij het herkennen van een afwijkende psychosociale ontwikkeling.
Tabel 1 geeft de mijlpalen weer die een kind doorloopt op het gebied van sociaal-emotionele ontwikkeling, waarbij een uitsplitsing is gemaakt naar leeftijd. Deze tabel is gebaseerd op twee handboeken op het gebied van ontwikkeling van het kind (Bernstein et al., 1997; Sroufe et al., 1996). Uiteraard dienen deze mijlpalen altijd in context te worden bezien. Bij een te vroeg geboren kind bijvoorbeeld zullen correcties voor leeftijd moeten worden gemaakt (zie Richtlijn Vroeg en SGA geboren kinderen). Zie ook het NCJ schema met Ontwikkelingsaspecten en Omgevingsfactoren en het Van Wiechen ontwikkelingsonderzoek.
Leeftijd | Bernstein (1997) | Sroufe (1996) |
0-3 maanden | Preferentiële voorkeur voor degene die het kind verzorgt (Zoals lachen op contact en pret maken bij contact) | |
7-12 maanden |
Verschijning van emoties zoals blijdschap, woede, angst en verrassing |
|
0-24 maanden |
Het spelen richt zich op speelgoed, niet op andere kinderen |
|
12-36 maanden |
Bewustzijn van jezelf als een persoon |
|
2-4 jaar |
Kinderen worden meer zelfstandig, en hebben niet langer meer constante aandacht nodig van hun verzorgers |
|
2,5-5 jaar |
Relaties met vriendjes Kinderen krijgen specifieke gedachten en gevoelens (positief of negatief) over zichzelf. Dit wordt ook wel zelfvertrouwen genoemd. |
|
4-10 jaar |
Kinderen beginnen met samenwerken, samen spelletjes spelen, en het vormen van vriendschappen |
|
5-12 jaar |
Kinderen ontwikkelen een meer uitgebreide zelfconcept (i.p.v. jezelf zien in fysieke kenmerken) Het ontstaan van een sociaal zelf. Ofwel kinderen definiëren zichzelf in termen van groepen waarbij ze bij horen (bijv. ik ben aardig) Realisatie dat succes of falen afhankelijk is van zijn/haar eigen acties Toenemend begrip over hoe andere mensen denken en voelen. Vriendschappen worden dieper. Dit stimuleert het ontwikkelen van empathie voor anderen, verdieping van morele zorgen en beter begrip van morele issues. Ze leren veel van broertjes en zusjes, zoals het verzorgen van anderen, onderhandelen, omgaan met woede zonder het beëindigen van een relatie. Op school wordt geleerd om te gaan met culturele normen en waarde |
|
11-15 jaar |
Op sociaal en emotioneel gebied ontstaan er veranderingen, zoals stemmingswisselingen en conflicten met ouders |
|
Adolescentie |
Een belangrijke taak van een adolescent is om een eigen identiteit te krijgen, een nieuw niveau van verbondenheid en vertrouwen met leeftijdsgenoten, een nieuwe status in de familie, en meer zelfstandigheid binnen en buiten de familie. Adolescenten worden bewust dat zij andere gedachten en gevoelens hebben dan anderen. Het vormen van een persoonlijke identiteit, waarbij een coherent geheel wordt gevormd van eerdere ervaringen, huidige ontwikkelingen en verwachtingen van de maatschappij met betrekking tot de toekomst. Het ontstaan van een andere relatie met de ouders. Meer zelfstandigheid, maar blijvende verbondenheid. |