2.3 Mijlpalen in de sociale emotionele ontwikkeling van kinderen

JGZ richtlijn Psychosociale problemen (2016)

Psychosociale problemen

Een overzicht van de mijlpalen in de sociaal emotionele ontwikkeling van het kind kan ondersteuning bieden voor de JGZ-professional bij het herkennen van een afwijkende psychosociale ontwikkeling. Tabel 1 geeft de mijlpalen weer die een kind doorloopt op het gebied van sociaal-emotionele ontwikkeling, waarbij een uitsplitsing is gemaakt naar leeftijd. Deze tabel is gebaseerd op twee handboeken op het gebied van ontwikkeling van het kind [112][123]. Uiteraard dienen deze mijlpalen altijd in context te worden bezien. Bij een te vroeg geboren kind bijvoorbeeld zullen correcties voor leeftijd moeten worden gemaakt (zie Richtlijn te vroeg en SGA geboren kinderen Deze linkt opent in een nieuw tabblad). Zie ook het schema van NCJ ontwikkelingsaspecten en omgeving Deze linkt opent in een nieuw tabblad en het van Wiechen ontwikkelingsonderzoek Deze linkt opent in een nieuw tabblad.

 

Tabel 1: Mijlpalen in de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen

Leeftijd Sociaal emotionele mijlpalen
  Bernstein (1997) Sroufe (1996)
0-3 maanden Preferentiële voorkeur voor degene die het kind verzorgt (Zoals lachen op contact en pret maken bij contact)  
7-12 maanden  

Verschijning van emoties zoals blijdschap, woede, angst en verrassing 

Angst voor vreemden 

Angst voor scheiding van de verzorgers (uit zich in angst bij separatie en blijdschap wanneer de ouder/verzorger terugkomt) 

Sociale interactie: kinderen kunnen anticiperen op de acties van anderen en expres deze acties opzoeken.

0-24 maanden

Het spelen richt zich op speelgoed, niet op andere kinderen 

Kinderen reageren op emotionele uitdrukkingen van anderen

 
12-36 maanden  

Bewustzijn van jezelf als een persoon 

Toegenomen bewustzijn van andere als onafhankelijke personen met hun eigen wensen en intenties (herkenning dat eigen intenties anders kunnen zijn dan die van anderen) 

Het begin van zelfcontrole 

Ontstaan van nieuwe emoties (die samenhangen met herkennen van zichzelf als zelfstandig persoon, zoals schuldgevoel en kwetsbaarheid)

2-4 jaar

Kinderen worden meer zelfstandig, en hebben niet langer meer constante aandacht nodig van hun verzorgers 

Speelgoed wordt gebruik om reacties te weeg te brengen bij andere kinderen 

Kinderen kunnen de emoties van anderen herkennen

 
2.5-5 jaar  

Relaties met vriendjes 

Toenemende zelfregulatie. Ze kunnen bepaald gedrag tegenhouden, en langer wachten op een beloning, en frustraties meer tolereren. 

Kinderen krijgen begrip van ‘self-constancy’, de perceptie van een stabiel zelf dat blijft ondanks verschillende gedragingen en reacties van anderen. 

Kinderen krijgen specifieke gedachten en gevoelens (positief of negatief) over zichzelf. Dit wordt ook wel zelfvertrouwen genoemd.

4-10 jaar

Kinderen beginnen met samenwerken, samen spelletjes spelen, en het vormen van vriendschappen 

Kinderen leren sociale regels zoals beleefdheid, rolverdelingen (zoals man versus vrouw), en het controleren van hun emoties

 
5-12 jaar  

Kinderen ontwikkelen een meer uitgebreide zelfconcept (i.p.v. jezelf zien in fysieke kenmerken) 

Het ontstaan van een sociaal zelf. Ofwel kinderen definiëren zichzelf in termen van groepen waarbij ze bij horen (bijv. ik ben aardig) 

Realisatie dat succes of falen afhankelijk is van zijn/haar eigen acties 

Toenemend begrip over hoe andere mensen denken en voelen. Vriendschappen worden dieper. Dit stimuleert het ontwikkelen van empathie voor anderen, verdieping van morele zorgen en beter begrip van morele issues. 

Ze leren veel van broertjes en zusjes, zoals het verzorgen van anderen, onderhandelen, omgaan met woede zonder het beëindigen van een relatie. 

Op school wordt geleerd om te gaan met culturele normen en waarden

11-15 jaar

Op sociaal en emotioneel gebied ontstaan er veranderingen, zoals 

-stemmingswisselingen 

-conflicten met ouders

 
Adolescentie  

Een belangrijke taak van een adolescent is om een eigen identiteit te krijgen, een nieuw niveau van verbondenheid en vertrouwen met leeftijdsgenoten, een nieuwe status in de familie, en meer zelfstandigheid binnen en buiten de familie. 

Adolescenten worden bewust dat zij andere gedachten en gevoelens hebben dan anderen. 

Het vormen van een persoonlijke identiteit, waarbij een coherent geheel wordt gevormd van eerdere ervaringen, huidige ontwikkelingen en verwachtingen van de maatschappij met betrekking tot de toekomst. 

Het ontstaan van een andere relatie met de ouders. Meer zelfstandigheid, maar blijvende verbondenheid.

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback