2.4 De fysiologische ontwikkeling van zindelijkheid

JGZ-richtlijn Zindelijkheid

JGZ-richtlijn Zindelijkheid

Zindelijkheid

De fysiologische ontwikkeling van zindelijkheid is een wisselwerking tussen meerdere factoren. Belangrijke factoren zijn de rijping en ontwikkeling van het centraal zenuwstelsel en de lagere urinewegen, en het gedrag en temperament van het kind. Daarnaast spelen motivatie en sociale context een belangrijke rol. Zindelijkheidstraining en signalen wanneer een kind hier aan toe is komen in module ‘Preventie en signaleren’ aan de orde.

Urine

  • De blaas is een orgaan dat bij vulling in volume toeneemt. Het vullen en ledigen van de blaas is in de basis een onwillekeurig proces, dat door het autonome zenuwstelsel wordt geïnnerveerd, net zoals bijvoorbeeld het hart. De blaas zelf kan in aanleg niet door het willekeurig/somatische zenuwstelsel worden aangestuurd maar het centraal zenuwstelsel kan wel de autonome plasreflex leren onderdrukken zodat de lediging onder invloed van het somatische/ willekeurige zenuwstelsel komt. De externe sluitspier kan willekeurig worden aangespannen of ontspannen.
  • Er zijn twee fasen te onderscheiden in de plascyclus:
    • De eerste fase van de plascyclus bestaat uit de vulling van de blaas. Tijdens de vulfase ontspant de blaasspier waardoor de blaas verder gevuld kan worden zonder een sterke stijging van de druk in de blaas.
    • De tweede fase is de mictiefase. Deze fase wordt aangestuurd door het brein waarbij het mictiecentrum reageert op sensorische input en dan pas op een gewenste tijd en plaats de motorische prikkel doorgeeft, wat leidt tot samentrekking van de blaas.
  • Het bewust worden van (de mate van) blaasvulling ontstaat tussen de eerste en tweede verjaardag.
  • De volgende stap in de ontwikkeling is het willekeurig uitstellen van de mictie tot een daarvoor geschikte plaats en/of tijd. Dit kan doordat de sluitspier willekeurig aangespannen kan worden en de (immature) plasreflex vanuit het centrale zenuwstelsel onderdrukt kan worden. De mogelijkheid om de mictie willekeurig te beginnen of te onderdrukken, onafhankelijk van het niveau van blaasvulling, ontwikkelt zich meestal gedurende het tweede en derde levensjaar [57].
  • Een normale mictie begint met de ontspanning van de bekkenbodem en uitwendige kringspier, gevolgd door een volledige contractie van de detrusorspier (blaaswand). Met het toenemen van de mogelijkheid om de mictie uit te stellen neemt ook het plasvolume toe. Vanaf ongeveer vierjarige leeftijd kunnen kinderen niet alleen willekeurig beginnen met de mictie en uitstellen van de mictie, maar ook een eenmaal begonnen mictie weer onderbreken [66][49].

 

Feces

  • Twee groepen spieren zijn belangrijk voor de zindelijkheid voor feces: de interne en externe anale sfincters (kringspieren) en de spieren van de bekkenbodem. De interne sfincter kan niet willekeurig worden aangestuurd. De externe sfincter en de bekkenbodemspieren kunnen willekeurig worden aangespannen of ontspannen.
  • Spieractiviteit in de darmwand (peristaltiek) zorgt ervoor dat de inhoud van de darmen wordt gemengd en verplaatst. Meerdere keren per dag (ongeveer 4-10 keer) beweegt een peristaltische golf door de gehele darm, van de maag naar de dikke darm.
  • Aandrang voor defecatie komt tot stand door de vulling van het rectum (de endeldarm). Als het rectum zich vult, ontspant de interne sfincter. Als de externe sfincter en de bekkenbodemspieren niet aanspannen, ledigt de darm zich.
  • Om zindelijk te worden dient het kind zich bewust te zijn van de aandrang en zo nodig de externe sfincter en de bekkenbodemspieren aan te spannen (ophouden van de feces). Vervolgens worden tijdens de defecatie de externe sfincter en de bekkenbodemspieren bewust ontspannen. Door te persen, waarbij de intra-abdominale druk verhoogt, wordt de feces naar buiten gewerkt en ledigt de darm zich.
  • Vanaf de leeftijd van ongeveer 1 jaar ontdekt een kind de vaardigheid van het beheersen van zijn bekkenbodemspieren. Bij dit ontwikkelen van het gevoel van beheersing speelt ook positieve feedback van de ouders een rol. Later is de terugkoppeling van de ouders niet meer nodig, maar voelt een kind zich intrinsiek prettig bij het bewust defeceren. Voor de vierde verjaardag hebben kinderen dit proces meestal geleerd en eigen gemaakt tot een privédaad waar nauwelijks meer over nagedacht hoeft te worden.

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen