Richtlijn: Extremiteiten (2019)

Introductie

Deze richtlijn is bedoeld voor JGZ-professionals (jeugdartsen, verpleegkundig specialisten*, jeugdverpleegkundigen, doktersassistenten) en beoogt een richtlijn te zijn voor het handelen in hun contacten met jeugdigen van 0-18 jaar en/of hun ouders/verzorgers. De richtlijn geeft zicht op voorlichting, (vroeg)signalering, begeleiding en verwijzing voor diverse aandoeningen aan de extremiteiten.

De onderwerpen die in deze richtlijn aan de orde komen zijn onderverdeeld in drie thema’s: algemene aandoeningen van de extremiteiten, standsafwijkingen en pijnklachten. De richtlijn is gebaseerd op uitgangsvragen die zijn vastgesteld tijdens een knelpuntenanalyse onder leiding van de Argumentenfabriek [1]. Bij de knelpuntenanalyse waren diverse JGZ-professionals betrokken. De uitgangsvragen worden in de tekst per onderwerp beantwoord. Uit praktische overwegingen zijn de aanbevelingen per onderwerp niet gebaseerd op de uitgangsvragen, maar op de handelingsadviezen voor de JGZ-professional.

De JGZ kan bij veel waarneembare kenmerken en vragen over de extremiteiten een belangrijke rol spelen in het normaliseren van de bevindingen en het adviseren van de ouders/jeugdigen. Hiervoor dient men goed op de hoogte te zijn van normale variaties en alarmsignalen. Met de juiste uitleg en advisering kunnen onnodige zorgen en onnodig gebruik van de zorg worden voorkomen. Het belang van tijdig opsporen van aandoeningen aan de extremiteiten is voorkómen dat aandoeningen en klachten verergeren, omdat dit kan leiden tot een afwijkende of achterblijvende motoriek, tijdelijke of blijvende functiebeperking of standsafwijking, pijnklachten en onnodig zorggebruik.

Leeswijzer

De richtlijn start met een korte inhoudelijke inleiding met daarin informatie over het lichamelijk onderzoek, het beoordelen van het looppatroon en het neurologisch onderzoek.

In thema 1 worden algemene aandoeningen aan de extremiteiten beschreven, met aanbevelingen voor het beleid door JGZ-professionals: tenenloop, toeing-in en hypermobiliteit.

In thema 2 worden standsafwijkingen aan de extremiteiten beschreven, met aanbevelingen voor het beleid door JGZ-professionals: polydactylie, syndactylie, camptodactylie, triggervinger, O- en X-benen (genua vara en genua valga), beenlengteverschil, klompvoet (pes equinovarus), hakvoet (pes calcaneus), metatarsus adductus, metatarsus primus varus, krulteen en platvoeten.

In thema 3 worden pijnklachten aan de extremiteiten beschreven, met aanbevelingen voor het beleid door JGZ-professionals: coxitis fugax, epifysiolysis capitis femoris, ziekte van Perthes, Osgood-Schlatter, ziekte van Sever en groeipijn.

* De verpleegkundig specialist preventieve zorg is een verpleegkundige met een BIG geregistreerde masteropleiding die werkzaamheden van het medisch domein combineert met die van het verpleegkundig domein binnen het eigen deskundigheidsgebied en zij werkt op expertniveau. Zij is binnen dit expertisegebied o.a. bevoegd om zelfstandig te werken, diagnoses te stellen en te verwijzen waar nodig is. De verpleegkundig specialist is lid van het JGZ-team, zij maakt net als de andere teamleden gebruik van de expertise van collega’s en speciaal van de jeugdarts als het gaat om complexe medische problematiek.


Pagina als PDF