2.1.3 Looppatroon

JGZ-richtlijn Extremiteiten

Extremiteiten

Over het algemeen lopen kinderen los vanaf de leeftijd van 13-15 maanden (met een spreiding van ongeveer 10-18 maanden). Voordat een kind los kan lopen, moet het zijn evenwicht en houdingsmotoriek zodanig beheersen dat het een staande positie kan aanhouden terwijl de voeten zich alternerend verplaatsen.

Jonge kinderen zijn nog instabiel tijdens het lopen, en hebben daarom een breed gangspoor. Jonge kinderen lopen op platte voeten en met korte stapjes. De loopsnelheid is wisselend, stoppen is in het begin nog moeilijk. 

In de loop van de tijd wordt het looppatroon meer stabiel (zowel in evenwicht als in loopsnelheid). Vanaf de leeftijd van ongeveer 4 jaar is het looppatroon vergelijkbaar met dat van een volwassene. 

Voor een goede beoordeling van het looppatroon is de jeugdige ontkleed met alleen het ondergoed aan. Bij jonge kinderen (dreumes/jonge peuter) wordt het looppatroon bij voorkeur beoordeeld zonder luier aan. Vanaf de leeftijd van 2 jaar moet het lopen beoordeeld kunnen worden over een afstand van minimaal 5 meter [37]. Naast de observatie wordt ook de mening van de ouders over het looppatroon gevraagd. Bij observatie van het looppatroon wordt gelet op de volgende aspecten:

  • De symmetrie van houding en beweging
  • De soepelheid van bewegen
  • De bewegingsrichting van de armen ten opzichte van de benen
  • De breedte van het gangspoor
  • Het contact van de voeten met de vloer
  • De wendbaarheid/het vermijden van voorwerpen op de vloer

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback