De volgende partijen kunnen betrokken zijn bij de signalering, verwijzing, diagnosticering en behandeling van kinderen met aandoeningen aan de extremiteiten:
Medische zorg:
- Het JGZ-team (jeugdarts, verpleegkundig specialist, jeugdverpleegkundige, doktersassistente): speelt een signalerende rol bij bijzonderheden aan de extremiteiten, normaliseert waar mogelijk de bevindingen en adviseert ouders/jeugdigen;
- De huisarts: bepaalt of (en welke) behandeling of aanvullend onderzoek nodig is;
- De (kinder)orthopeed: bepaalt of (en welke) behandeling of aanvullend onderzoek nodig is;
- De plastisch chirurg: bepaalt of (en welke) behandeling of aanvullend onderzoek nodig is;
- De kinderarts: is betrokken bij kinderen met een ontwikkelingsachterstand of een (verdenking op) een syndroom;
- De kinderneuroloog: behandelt kinderen met een (mogelijke) neurologische aandoening;
- De kinderrevalidatiearts: begeleidt jeugdigen met beperkingen in het functioneren ten gevolge van een aandoening of ongeluk
- De sportarts: behandelt (sport)blessures en kijkt daarbij naar belasting en belastbaarheid;
- De klinisch geneticus: onderzoekt of er (mogelijk) sprake is van een erfelijke of syndromale oorzaak, en geeft erfelijkheidsadvies.
Paramedische zorg:
- De kinderfysiotherapeut: heeft gespecialiseerde kennis en vaardigheden met betrekking tot de motorische ontwikkeling en specifieke bewegings- en houdingsaandoeningen op de kinderleeftijd, zoals bijvoorbeeld verkorte achillespezen of hypermobiliteit;
- De kinderoefentherapeut: De oefentherapeut behandelt aandoeningen op het gebied van houding en beweging, waarbij de kinderoefentherapeut gespecialiseerd is in de behandeling van kinderen met motorische problemen die een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren;
- De (kinder)ergotherapeut: Adviseert en begeleidt bij barrières in dagelijkse activiteiten, denkt mee over de keuze en verdeling van activiteiten over de dag;
- De podotherapeut: behandelt een uitgebreid scala aan voet- en houdingsklachten, in de vorm van zooltjes/inlays.
De werkgroep adviseert verwijzing naar een therapeut (ongeacht de beroepsgroep) die een aanvullende specialisatie op het gebied van kinderen heeft gevolgd.
Er is niet altijd een duidelijk onderscheid te maken tussen de verwijsindicaties voor kinderfysiotherapeut en kinderoefentherapeut. Er is namelijk overlap in het aanbod en de behandelmogelijkheden van deze beroepsgroepen. Beide beroepsgroepen behandelen indien nodig ook aan huis. De JGZ-professional kan op basis van de lokale sociale kaart en in overleg met ouders een keuze maken naar welke beroepsgroep wordt verwezen.
De titels ‘fysiotherapeut’ en ‘oefentherapeut’ zijn beiden beschermde beroepstitels, dat betekent dat niet iedereen zich zomaar ‘fysiotherapeut’ en ‘oefentherapeut’ mag noemen. Beide opleidingen zijn een Hbo-opleiding, met een aanvullende specialisatie gericht op kinderen. Qua opleiding zijn er wel inhoudelijke verschillen tussen de beide beroepsgroepen.
Ten tijde van het schrijven van deze richtlijn (2019) geldt voor beide beroepsgroepen geldt dat de basisverzekering de eerste 9 behandelingen voor jeugdigen vergoed, op indicatie worden de volgende 9 behandelingen ook vergoed. Het Zorginstituut Nederland biedt actuele informatie over de inhoud van het basispakket van de zorgverzekering.
* Daar waar ‘jeugdarts’ staat, kan ook ‘verpleegkundig specialist’ worden gelezen. De verpleegkundig specialist preventieve zorg is een verpleegkundige met een BIG geregistreerde masteropleiding die werkzaamheden van het medisch domein combineert met die van het verpleegkundig domein binnen het eigen deskundigheidsgebied en zij werkt op expertniveau. Zij is binnen dit expertisegebied o.a. bevoegd om zelfstandig te werken, diagnoses te stellen en te verwijzen waar nodig is. De verpleegkundig specialist is lid van het JGZ-team, zij maakt net als de andere teamleden gebruik van de expertise van collega’s en speciaal van de jeugdarts als het gaat om complexe medische problematiek.