Beschrijving aandoening
Tenenloop (of tenengang) komt relatief vaak voor bij kinderen die recent zijn gaan lopen, in de loop van enkele maanden verdwijnt dit looppatroon ook weer. Veel auteurs beschouwen het als een normale variatie in de motorische ontwikkeling tot de leeftijd van ongeveer twee jaar. Oudere kinderen lopen ook wel uit gewoonte op hun tenen, bijv. als ze enthousiast of opgewonden zijn.
Afbeelding 1: stroomschema onderzoek en beleid bij kinderen met tenenloop.
Het onderwerp tenenloop is opgenomen in de richtlijn omdat het een onderwerp is waar JGZ-professionals vragen over krijgen. Bij kinderen t/m 3 jaar dient het looppatroon actief beoordeeld te worden. Het looppatroon wordt beoordeeld met behulp van het Van Wiechen onderzoek. Deze linkt opent in een nieuw tabblad
Zie Evidence 2.2.1.1 voor onderbouwing
Anamnese
In de anamnese bij kinderen met tenenloop worden de volgende zaken nagevraagd, o.a. om een onderliggende oorzaak uit te sluiten:
- Problemen tijdens zwangerschap en bevalling
- Medische voorgeschiedenis
- Familieanamnese
- Ontwikkeling (motoriek, communicatie, cognitief, sociaal-emotioneel)
- Leeftijd start lopen en tenenloop, inschatting hoeveel % van de tijd tenenloop, in staat om normaal te lopen?
- Tenenloop uni- of bilateraal?
- Klachten (zoals pijn of vaak vallen)
(Aanvullend) lichamelijk onderzoek
Tijdens het lichamelijk onderzoek van kinderen met tenenloop worden de volgende zaken door de jeugdarts onderzocht:
- Looppatroon. Als er sprake is van een asymmetrisch looppatroon of het kind niet in staat is tot een normaal looppatroon kan dit wijzen op een onderliggende oorzaak.
- Spiertonus in de benen en kniepees-/voetzoolreflex. Als er sprake is van een verhoogde spiertonus of pathologische reflexen kan dit wijzen op een onderliggende neurologische oorzaak.
- Dorsaalflexie voet. Houd met één hand het onderbeen van de jeugdige vast, en met de andere hand wordt de voet voorzichtig naar dorsaal gebogen. Dit kan zowel met gebogen als met gestrekte knie worden getest. Indien de voet voorbij de neutrale stand gebogen kan worden is de achillespees voldoende lang.
- Opstaan vanuit zittende houding op de grond. Als het kind tijdens het opstaan met de handen op de bovenbenen steunt (Gower’s teken) kan dit wijzen op de aanwezigheid van spierdystrofie of een andere spierziekte als onderliggende oorzaak.
Alarmsignalen
Indien er sprake is van tenenloop in combinatie met bevindingen zoals een ontwikkelingsachterstand, asymmetrisch looppatroon, verhoogde spiertonus, pathologische reflexen of Gower’s teken dient de mogelijkheid van een onderliggende oorzaak te worden overwogen en dient te worden verwezen.
Beleid door JGZ-professionals
(adviezen, verwijscriteria, verwijsmogelijkheden), zie ook boven het stroomschema in afbeelding 1.
- Bij kinderen t/m 3 jaar dient het looppatroon actief beoordeeld te worden. Het looppatroon wordt beoordeeld met behulp van het Van Wiechen onderzoek. Deze linkt opent in een nieuw tabblad
- Indien een kind na de leeftijd van 18 maanden >50% van de tijd op de tenen loopt, dient de jeugdarts na te gaan of er sprake is van alarmsignalen (een ontwikkelingsachterstand, asymmetrisch looppatroon, verhoogde spiertonus, pathologische reflexen of Gower’s teken) of een verminderde dorsaalflexie van de voet. Bij een kind dat nog maar net los loopt kan worden overwogen om deze beoordeling nog even uit te stellen, en (na bijvoorbeeld 3 maanden) nog eens te controleren.
- Indien er sprake is van tenenloop in combinatie met een ontwikkelingsachterstand dient te worden verwezen naar de kinderarts of Integrale Vroeghulp. Deze linkt opent in een nieuw tabblad
- Indien er sprake is van tenenloop in combinatie met een asymmetrisch looppatroon, verhoogde spiertonus, pathologische reflexen of Gower’s teken dient te worden verwezen naar de (kinder)neuroloog/kinderarts.*
- Indien er sprake is van tenenloop in combinatie met een verminderde dorsaalflexie van de voet dient te worden verwezen naar de kinderfysiotherapeut of kinderoefentherapeut. Bespreek met ouders dat zij bij onvoldoende verbetering terugkomen voor een hernieuwde beoordeling, en vraag dit in de verwijsbrief ook aan de kinderfysiotherapeut of kinderoefentherapeut. Bij onvoldoende verbetering dient te worden verwezen naar de (kinder)orthopeed of naar de (kinder)neuroloog/kinderarts* (bij verdenking op neurologische problematiek).
- Indien er geen sprake is van tenenloop in combinatie met alarmsignalen of een verminderde dorsaalflexie van de voet, dan dient de JGZ het looppatroon te vervolgen (na 3-6 maanden, afhankelijk van de leeftijd van de jeugdige) en extra aandacht te hebben voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind (omdat tenenloop een signaal kan zijn van ontwikkelingsproblematiek of spanning).