2.3.12 Platvoeten 

JGZ-richtlijn Extremiteiten

Extremiteiten

Beschrijving aandoening 

Alle kinderen worden geboren met platvoeten. De mediale voetboog (ook voetgewelf genoemd) ontwikkelt zich in de eerste 7-10 jaar [15][16]. De prevalentie van platvoeten neemt af met het toenemen van de leeftijd [17]. De gerapporteerde prevalenties zijn wisselend, dit wordt mede veroorzaakt door variatie in de gehanteerde definitie en onderzoeksmethode. In de leeftijdsgroep 3 tot 6 jaar worden prevalenties van 26% tot 54% gerapporteerd [17][18]. Er zijn geen studies gevonden waarin de relatie is onderzocht tussen platvoeten op jonge leeftijd en klachten op volwassen leeftijd.

Er is sprake van een platvoet (pes planus, pes planovalgus) als de mediale voetboog verminderd of niet aanwezig is. De hiel is hierbij vaak naar binnen gekanteld (valgusstand). Er zijn geen (inter)nationale officiële criteria vastgesteld voor het stellen van de diagnose. Platvoeten worden vaak ingedeeld in twee vormen: de soepele (of flexibele) platvoet, en de rigide (of starre) platvoet. De kans op een onderliggende oorzaak is het grootst bij een rigide platvoet. Vaak is er dan sprake van een tarsale coalitie, een vergroeiing tussen 2 botten in de midden- of achtervoet. Een tarsale coalitie kan klachten geven van pijn, stijfheid van de voet en recidiverende inversietrauma’s (verstuikingen) van de enkel. Een platvoet kan veroorzaakt worden of verergeren door een verkorte achillespees.

Stolzman verrichtte een systematische review van 13 studies naar de relatie tussen platvoeten en het hebben van overgewicht en obesitas [33]. Alle 13 studies toonden een toegenomen prevalentie van platvoeten bij jeugdigen met overgewicht/obesitas. Andere (niet-systematische) reviews vermeldden slap bindweefsel, hyperlaxiteit en een positieve familieanamnese als risicofactoren voor platvoeten.

Soms hebben jeugdigen met platvoeten last van vermoeide voeten en enkels, kramp en pijn onder of in de voet. Dit kan ook blijken doordat een kind niet graag loopt, getild wil worden of in de buggy wil, snel moe is of pijn in de benen aangeeft. In de literatuur wordt niet vermeld welk percentage kinderen met platvoeten last heeft van klachten. In een studie bij 218 jeugdigen van 11-15 jaar onderzocht Tudor de relatie tussen de hoogte van de mediale voetboog en de prestaties op 17 motorische tests [20]. Er werd geen relatie gevonden, jeugdigen met platvoeten presteerden niet anders dan jeugdigen zonder platvoeten.

Anamnese 

In de anamnese bij jeugdigen met platvoeten wordt nagevraagd of er sprake is van (pijn)klachten. Zo ja, vraag dan naar de aard, timing en locatie van de pijn, verergerende factoren, en eventuele beperkingen in sport of vrijetijdsbesteding. Bij jonge kinderen kan gevraagd worden naar eventueel weigeren de voet of het been te belasten of mank lopen.

(Aanvullend) lichamelijk onderzoek 

Bij het lichamelijk onderzoek bij jeugdigen met platvoeten (alle leeftijden) worden de volgende punten onderzocht (zie ook het stroomschema in afbeelding 13):

  • Is de platvoet soepel of rigide? Dit kan op 3 manieren worden onderzocht:
  1. De jeugdige kan gevraagd worden op de tenen te gaan staan. Bij een soepele platvoet wordt de mediale voetboog zichtbaar, bij een rigide platvoet is dit niet het geval.
  2. Bij jonge kinderen kan de voetboog worden beoordeeld als zij in ontspannen toestand op schoot zitten met afhangende voeten. Bij een soepele platvoet is de mediale voetboog zichtbaar in ontspannen onbelaste toestand, bij een rigide platvoet is dit niet het geval.
  3. De ‘Hubscher test’ (of ‘toe raising test’ of ’Jack-test’) (afbeelding 14): terwijl de jeugdige (met gestrekte knieën) op de voeten staat buigt de onderzoeker de grote teen omhoog (dorsaalflexie). Bij een soepele platvoet wordt de mediale voetboog zichtbaar, bij een rigide platvoet is dit niet het geval.

 

Afbeelding 13: Stroomschema lichamelijk onderzoek

Afbeelding 14: Hubscher test.

  • Is de achillespees op lengte? Houd met één hand het onderbeen van de jeugdige vast, en met de andere hand wordt de voet voorzichtig naar dorsaal gebogen. Dit kan zowel met gebogen als met gestrekte knie worden getest. Indien de voet voorbij de neutrale stand gebogen kan worden is de achillespees voldoende lang. Bij een te korte achillespees staat de achtervoet vaak ook in valgusstand.

 

Alarmsignalen 

Indien er sprake is van een rigide platvoet is de kans op een onderliggende oorzaak verhoogd. Er dient dan aanvullend onderzoek gedaan te worden.

Beleid door JGZ-professionals (adviezen, verwijscriteria, verwijsmogelijkheden) 

Er is in de literatuur veel discussie over de behandeling van jeugdigen met platvoeten. MacKenzie et al. onderzochten de kwaliteit van studies naar het effect van niet-chirurgische interventies voor platvoeten, en concludeerden dat deze vaak van lage en zeer variabele kwaliteit zijn [21]

In een prospectieve gerandomiseerde studie hebben Wenger et al. het effect van behandeling onderzocht bij jeugdigen van 1-6 jaar oud met soepele platvoeten [22]. Zij vergeleken het effect van orthopedische schoenen, een speciaal hielstuk (Helfet heel cup) of een op maat gemaakte plastic inlegzool met een controlegroep en vonden na ≥ 3 jaar geen verschil tussen de verschillende groepen in de stand van de voeten. Whitford et al. verrichtten een randomized clinical trial (RCT) en vergeleken het effect van (standaard en op maat gemaakte) steunzolen met een onbehandelde groep [23]. Zij includeerden 178 jeugdigen van 7-11 jaar met soepele platvoeten, en vonden geen significant effect van behandeling op de motoriek, conditie, pijnklachten en het zelfbeeld van de jeugdigen. Een Cochrane review naar niet-chirurgische interventies voor platvoeten vond slechts 3 studies van voldoende kwaliteit, en concludeerde dat steunzolen waarschijnlijk geen effect hebben in de behandeling van jeugdigen met asymptomatische platvoeten [24]. Deze conclusie is gebaseerd op de beschreven onderzoeken van Wenger et al. [22] en Whitford et al. [23].

Voor jeugdigen met platvoeten wordt het volgende beleid geadviseerd (zie ook het stroomschema in afbeelding 13 hierboven):

  • Het beleid is voor jeugdigen van alle leeftijden hetzelfde, bij jongere kinderen (< 10 jaar) dient de JGZ-professional zich te realiseren dat de natuurlijke ontwikkeling nog niet is voltooid.
  • Rigide platvoet: jeugdigen met (een) rigide platvoet(en) dienen te worden verwezen naar de (kinder)orthopeed voor nader onderzoek, in verband met een verhoogde kans op een onderliggende oorzaak zoals een tarsale coalitie.
  • Verkorte achillespees: jeugdigen met (een) verkorte achillespees(-pezen) dienen te worden verwezen naar de kinderfysiotherapeut of kinderoefentherapeut voor behandeling.
  • Soepele platvoeten met klachten: bespreek met ouders dat er geen bewezen effectieve behandeling bestaat, en dat er meerdere vervolgstappen mogelijk zijn. In overleg met ouders wordt een keuze gemaakt.
     
  1. Een afwachtend beleid, na uitleg en schoenadvies (bijlage 3). Geef ouders uitleg over het natuurlijke beloop, dat soepele platvoeten een normale variatie zijn, geen nadelig effect op de lange termijn hebben en vaak vanzelf verbeteren. Desgewenst kan een controle na 6-12 maanden worden afgesproken.
  2. Een beoordeling door een kinderfysiotherapeut of kinderoefentherapeut11. Deze kan onderzoek doen naar de mogelijke oorzaak van de klachten, en zo nodig behandeling starten.
  3. Behandeling met steun- en/of corrigerende zolen kan worden overwogen. Bespreek met de ouders dat er geen bewijs is dat op maat gemaakte steun- en/of corrigerende zolen een meerwaarde hebben boven standaard steunzolen. Steun- en/of corrigerende zolen kunnen worden verkregen via een podotherapeut, dit wordt echter niet vanuit de basisverzekering vergoed. Vaak worden de kosten wel (geheel of deels) vergoed door de aanvullende verzekering, maar steun- en/of corrigerende zolen kunnen kosten voor de ouders met zich meebrengen. Indien na een proefperiode (bijvoorbeeld 3 maanden) geen verbetering van de klachten optreedt, kan het gebruik van steun- en/of corrigerende zolen worden gestopt.
     
  • Soepele platvoeten zonder klachten: hiervoor is geen behandeling nodig. Geef de ouders uitleg over het natuurlijke beloop, dat soepele platvoeten een normale variatie zijn, geen nadelig effect op de lange termijn hebben en vaak vanzelf verbeteren. Geef de ouders advies over de schoenkeuze (bijlage 5.2 Algemene schoenadviezen), en leg uit dat steun- en/of corrigerende zolen of aangepaste schoenen geen aangetoond positief effect hebben op de ontwikkeling van de voet. Indien er sprake is van overgewicht kan de relatie tussen overgewicht en platvoeten met de ouders en jeugdige worden besproken, en wordt de JGZ-richtlijn ‘Overgewicht’ Deze linkt opent in een nieuw tabblad gevolgd.

Aanbevelingen

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback