Sociaal Economische Status (SES)
Kinderen en jongeren uit gezinnen met een lage Sociaal Economische Status (SES) hebben vaker emotionele en gedragsproblemen dan leeftijdsgenoten uit hogere SES klassen (Rijlaarsdam et al.,2013); [2]; (Ashford et al., 2008b); [78]. Kinderen met een lage SES hebben bijna twee keer zoveel kans om een psychosociaal probleem te ontwikkelen [2]. In deze studies wordt een lage SES opgevat als een laag opleidingsniveau van de ouder(s), al dan niet in combinatie met een lage inkomen (dwz: ouders hebben een laag inkomen doordat ze werkloos zijn of ongeschoold werk verrichten). Volgens Rijlaarsdam et al. (2013) verloopt de samenhang tussen lage SES en psychosociale problemen via depressie van de moeder, ouderlijke stress en harde, inadequate discipline.
Een lage SES gaat samen met meer internaliserend probleemgedrag (zoals angst, depressie, en sociale teruggetrokkenheid) en meer externaliserend probleemgedrag (zoals ongehoorzaamheid, agressie, en hyperactiviteit). Vanwege zorgen over financiën, huisvesting of werk hanteerden de ouders een minder ondersteunende opvoedstijl en bovendien bleek dat gezinnen in armoede relatief vaak stressvolle levensgebeurtenissen meemaken. Deze aspecten vergroten de kans dat een kind psychosociale problemen ontwikkelt.
Kortom: er is veel bewijs voor het verband tussen lage SES en het voorkomen van psychosociale problemen, maar hoe dit verband precies verloopt is niet duidelijk. Een mogelijke verklaring is dat het negatieve effect van een lage SES resulteert in een hoog stressniveau voor de ouder en/of negatief opvoedgedrag en op deze wijze doorgegeven wordt aan het kind.
Allochtone achtergrond: arbeidsmigranten en vluchtelingen
Er zijn verschillende groepen allochtone kinderen in Nederland. Een grote groep bestaat uit kinderen die al geruime tijd in Nederland verblijven en waarbij de ouders in de vorige eeuw vanuit Marokko, Turkije, Suriname of de Nederlandse Antillen [137] naar Nederland zijn gekomen: de arbeidsmigranten. Daarnaast zijn er arbeidsmigranten afkomstig uit Midden- en Oost-Europa, waarbij de grootste groep afkomstig is uit Polen. Vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw maken vluchtelingenkinderen een steeds groter deel uit van de Nederlandse populatie. Dit zijn kinderen van asielzoekers. Herkomstlanden zijn onder andere: Irak, Iran, Somalië, Afghanistan en Syrië.
Psychosociale problemen (gerapporteerd door ouders of kinderen zelf) komen vaker voor bij kinderen van arbeidsmigranten in vergelijking met autochtone kinderen [39]; [56]; (Reijneveld et al., 2005; Darwish et al., 2003). Er zijn aanwijzingen dat kinderen van arbeidsmigranten een 2-4 keer grotere kans hebben om psychosociale problemen te ontwikkelen dan autochtone kinderen [39]. Deze verschillen zijn vooral zichtbaar voor psychosociale problemen in het algemeen en voor internaliserende problematiek [39]; [56]; (Reijneveld et al., 2005).
Vluchtelingenkinderen vormen een zeer kwetsbare groep, vooral de eerste jaren na aankomst in Nederland. Het aantal keren dat kinderen en gezinnen ‘verhuizen’ naar verschillende opvangcentra blijkt van invloed: Vluchtelingenkinderen die meer dan één keer in een jaar verhuizen hebben 2,7 keer vaker psychosociale problemen [50]. Dit risico was groter bij kinderen die geweld hebben meegemaakt en bij kinderen waarvan de moeder gediagnosticeerd is met posttraumatische stress stoornis (PTSS) of depressie [50]. Verder is de mate waarin het kind van asielzoekers blootgesteld is geweest aan geweld een bepalende factor: heeft het kind veel geweld meegemaakt, dan heeft het kind vaker psychische problemen [45].