6.2.2 Enuresis

JGZ-richtlijn Zindelijkheid

JGZ-richtlijn Zindelijkheid

Zindelijkheid

1. Algemene anamnese

Indien het vermoeden bestaat/er klachten zijn van enuresis dan worden de volgende onderwerpen nagevraagd. De JGZ-professional kan op maat bepalen hoe de vragen geformuleerd worden. Zie de bijlage ‘Anamneselijst Zindelijkheidsproblematiek (urine)’ voor een anamneselijst. Deze lijst betreft een suggestie en kan bijvoorbeeld schriftelijk worden afgenomen of tijdens een extra moment van contact.

  • Medische voorgeschiedenis (diagnoses, operaties, medicatiegebruik), met specifieke aandacht voor urineweginfecties
  • Familieanamnese, met specifieke aandacht voor ontwikkelings-, urogenitale en zindelijkheidsproblematiek
  • Drinkgedrag (hoeveelheid drinken ’en verdeling over de dag)
  • Voedingspatroon (hoeveelheid vezels)
  • Slaappatroon (wekbaarheid, doorslapen, snurken, parasomniëen, opvallend onrustige slaap)
  • Signalen kindermishandeling/seksueel misbruik
  • Hoe ervaren ouders de opvoeding
  • Zijn er stressvolle situaties in/rond het gezin (overlijden, echtscheiding, financiële problemen)
  • Hoe gaat het op school
  • Hoe zit het kind in zijn vel (gedragsproblemen, pesten, hoeveel last van enuresis)
  • Motivatie van ouders/kind voor begeleiding
  • Wat is er tot nu toe geprobeerd in verband met de klachten

2. Specifieke anamnese

  • Verloop zindelijkheidstraining
  • Feces: de frequentie en consistentie van de feces (gebruik bijvoorbeeld de Bristol ontlastingsschaal, zie figuur 1 in ‘Urine-incontinentie overdag en LUTS’) en de eventuele aanwezigheid van fecale incontinentie
  • Urine
    • Symptomen overdag: zindelijkheid overdag, plasfrequentie overdag (aantal keer/dag), plotselinge aandrang om te plassen, neiging om plassen uit te stellen, persmictie, ophoudmanoeuvres.
    • Is het kind eerder droog geweest ’s nachts (en hoe lang)
    • Nagaan alarmsymptomen (zie module Samenwerken en verwijzen)
    • Symptomen ‘s nachts: Frequentie van bedplassen (aantal keer/week), luiergebruik, uitlokkende factoren (bijv. lange vakantie, lang slapen, drinken voor het slapen gaan). 

Verwijscriteria naar aanleiding van anamnese:

  • Verwijzing huisarts bij verdenking op een urineweginfectie.
  • Verwijzing kinderarts/kinderuroloog indien er sprake is van overige alarmsymptomen (zie module Samenwerken en verwijzen).

3. Lichamelijk onderzoek: 

  • Een algemeen lichamelijk onderzoek door jeugdarts of verpleegkundig specialist, met name gericht op de buik, rug, en onderste extremiteiten, inclusief neurologisch onderzoek (hakken/tenengang en achillespeesreflexen beiderzijds)
  • Biometrie (lengte en gewicht)
  • Onderzoek van de genitalia en inspectie van het ondergoed kunnen tekenen van seksueel misbruik of fecale incontinentie aantonen. Het genitaal onderzoek vergt ervaring voor een juiste interpretatie. Een verkleuring van de huid, een putje (dimple), versterkte haargroei of een lipoom (onderhuidse zwelling) in het lumbosacrale gebied kunnen wijzen op een occulte spina bifida1.

 

1 Bij een simpele sacrale dimple (minder dan 5 mm diep, en afstand minder dan 2,5 cm van de anus en geen andere sacrale afwijkingen zichtbaar aan de huid) is geen aanvullend onderzoek noodzakelijk naar spina bifida [21]. In alle andere gevallen (zoals een sacrale dimple in combinatie met andere aangeboren afwijkingen of een hemangioom) dient aanvullend onderzoek te worden verricht. 

Verwijscriteria naar aanleiding van lichamelijk onderzoek:

4. Dagboeken. 

Deze geven inzicht in eten en drinken, mictie en/of defecatie en kunnen ook gebruikt worden om het effect van begeleiding te monitoren. Zie de bijlagen van deze richtlijn voor diverse dagboeken. Hierin worden ten minste de volgende punten bijgehouden:

  • Vochtinname
  • Frequentie en volume van plassen. Het meten van volume (overdag) is wenselijk als een kind overdag < 4x of >10 x plast.
  • Frequentie en consistentie van feces
  • Klachten en symptomen

Bespreek met ouders hoe de dagboeken ingevuld moeten worden en waar ouders eventuele knelpunten zien. Zoek samen naar mogelijke oplossingen voor deze knelpunten. Geef duidelijk aan of de volumes gemeten en ingevuld moeten worden.

Verwijscriteria naar aanleiding van dagboeken:

  • Verwijzing huisarts bij verdenking op een urineweginfectie.
  • Verwijzing kinderarts/kinderuroloog2 bij overige alarmsymptomen (zie module Samenwerken en verwijzen).

 

2 Het is afhankelijk van regionale afspraken en beschikbaarheid of wordt verwezen naar een kinderarts of kinderuroloog.

5. Vragenlijsten

Om eventuele co-morbiditeit uit te sluiten, wordt afname van een brede inventariserende gedragsvragenlijst zoals de SDQ aanbevolen. De SDQ kan worden afgenomen vanaf de leeftijd van 2 jaar. Als deze recent al eens is afgenomen, is hernieuwde afname in principe niet nodig.

Verwijscriteria naar aanleiding van dagboeken:

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen