6.2.3 Obstipatie en fecale incontinentie

JGZ-richtlijn Zindelijkheid

JGZ-richtlijn Zindelijkheid

Zindelijkheid

1. Algemene anamnese

Indien het vermoeden bestaat/er klachten zijn van obstipatie of fecale incontinentie dan worden de volgende onderwerpen nagevraagd. De JGZ-professional kan op maat bepalen hoe de vragen geformuleerd worden. Zie de bijlage ‘Anamneselijst Zindelijkheidsproblematiek (feces)’ voor een anamneselijst. Deze lijst betreft een suggestie en kan bijvoorbeeld schriftelijk worden afgenomen of tijdens een extra moment van contact.

  • Medische voorgeschiedenis (diagnoses, operaties, medicatiegebruik), met specifieke aandacht voor urineweginfecties, buikpijn en eerdere defecatieproblemen
  • Familieanamnese, met specifieke aandacht voor ontwikkelings- en zindelijkheidsproblematiek
  • Drinkgedrag (hoeveelheid drinken en verdeling over de dag)
  • Voedingspatroon (hoeveelheid vezels, borst/kunstvoeding, hoe wordt kunstvoeding bereid)
  • Signalen kindermishandeling/seksueel misbruik
  • Hoe ervaren ouders de opvoeding
  • Zijn er stressvolle situaties in/rond het gezin (overlijden, echtscheiding, financiële problemen)
  • Is het kind aangemeld op een school1, hoe gaat het op school (afhankelijk van de leeftijd)
  • Hoe zit het kind in zijn vel (gedragsproblemen, pesten, hoeveel last van de klachten/zindelijkheidsproblemen/incontinentie)
  • Motivatie van ouders/kind voor begeleiding
  • Wat is er tot nu toe geprobeerd in verband met de klachten

1 Bij zindelijkheidsproblematiek weigeren scholen soms kinderen. De ervaring leert dat als scholen weten dat er gewerkt wordt aan de zindelijkheidsproblemen, ze soms wel bereid zijn om het kind aan te nemen.

2. Specifieke anamnese

  • Verloop zindelijkheidstraining
  • Is het kind eerder zindelijk geweest voor feces (en hoe lang)
  • Feces: eerste meconiumlozing, frequentie en consistentie van de feces (gebruik bijvoorbeeld de Bristol ontlastingsschaal, zie figuur 1), bloed of slijm bij de feces, buikpijn, misselijkheid, eetlust, en de eventuele aanwezigheid van fecale incontinentie, ervaringen van pijn geassocieerd met defecatie.
  • Urine
    • Symptomen overdag: Plasfrequentie overdag (aantal keer/dag), plotselinge aandrang om te plassen, neiging om plassen uit te stellen, persmictie, ophoudmanoeuvres, mate en frequentie van natte broeken (graad 1 = druppels, graad 2 = euromunt graad 3= onderbroek/ buitenbroek), momenten van incontinentie (voor/na het plassen), associatie met druk verhogende momenten.
    • Symptomen ‘s nachts: Frequentie van bedplassen (aantal keer/week), uitlokkende factoren (bijv. lange vakantie-/slaapuren, drinken voor het slapen gaan). 

Tabel 1. Alarmsymptomen bij obstipatie/fecale incontinentie [2].

Symptoom Kan wijzen op
Late meconiumlozing: > 48 uur na geboorte M. Hirschsprung, cystic fibrosis (meconiumplug)
Obstipatie vóór leeftijd 3 maanden  M. Hirschsprung
Bloederige diarree M. Hirschsprung, (allergische) colitis
Gallig braken Intestinale obstructie 
Vermoeidheid Hypothyreoïdie, coeliakie
Koorts Ontsteking
Eczeem Koemelkeiwitallergie
Bolle buik O.a. Coeliakie, M Hirschsprung 
Failure to thrive M. Hirschsprung, hypothyreoïdie, cystic fibrosis, coeliakie, koemelkeiwitallergie
Smeren met feces (bij ontwikkelingsleeftijd > 2 jaar)  Seksueel misbruik

Verwijscriteria naar aanleiding van anamnese:

  • Verwijzing kinderarts indien er sprake is van alarmsymptomen (zie module Samenwerken en verwijzen).
  • Overweeg verwijzing naar de huisarts voor diagnostiek
    • Naar allergie bij kinderen < 3 jaar als er sprake is van een positieve familieanamnese en/of atopische klachten [2].
    • Naar coeliakie, hypothyreoïdie of hypercalciëmie als hier aanleiding toe is op basis van symptomen en familieanamnese [2].

3. Lichamelijk onderzoek

  • Een algemeen lichamelijk onderzoek door jeugdarts of verpleegkundig specialist, met name gericht op de buik, rug, en onderste extremiteiten, inclusief neurologisch onderzoek (hakken/tenengang en achillespeesreflexen beiderzijds)
  • Biometrie (lengte en gewicht)
  • Onderzoek van de genitalia en inspectie van het ondergoed kunnen tekenen van seksueel misbruik of fecale incontinentie aantonen. Het genitaal onderzoek vergt ervaring voor een juiste interpretatie. Kijk bij de anus naar positie van de anus, fissuren, feces, roodheid, littekens of hemorroïden en let op of de anus openstaat. Er wordt geen rectaal toucher verricht in de JGZ.
  • Een verkleuring van de huid, een putje (dimple), versterkte haargroei of een lipoom (onderhuidse zwelling) in het lumbosacrale gebied kunnen wijzen op een occulte spina bifida2.

2 Bij een simpele sacrale dimple (minder dan 5 mm diep, en afstand minder dan 2,5 cm van de anus en geen andere sacrale afwijkingen zichtbaar aan de huid) is geen aanvullend onderzoek noodzakelijk naar spina bifida [21]. In alle andere gevallen (zoals een sacrale dimple in combinatie met andere aangeboren afwijkingen of een hemangioom) dient aanvullend onderzoek te worden verricht. 

Verwijscriteria naar aanleiding van lichamelijk onderzoek:

4. Dagboeken. 

Deze geven inzicht in het eten en drinken, mictie en/of defecatie en kunnen ook gebruikt worden om het effect van begeleiding te monitoren. Zie de bijlagen van deze richtlijn voor diverse dagboeken. Hierin worden ten minste de volgende punten bijgehouden:

  • Vochtinname
  • Frequentie en consistentie van de feces (gebruik bijvoorbeeld de Bristol ontlastingsschaal, zie figuur 1 in ‘Urine-incontinentie overdag en LUTS’)
  • Frequentie van fecale incontinentie
  • Pijnklachten (m.n. rondom het poepen) 

Bespreek met ouders hoe de dagboeken ingevuld moeten worden en waar ouders eventuele knelpunten zien. Zoek samen naar mogelijke oplossingen voor deze knelpunten.

Verwijscriteria naar aanleiding van dagboeken:

  • Verwijzing kinderarts bij alarmsymptomen (zie module Samenwerken en verwijzen).
  • Overweeg verwijzing naar een diëtist voor begeleiding bij het optimaliseren van het voedingspatroon.

5. Vragenlijsten

Om eventuele co-morbiditeit uit te sluiten, wordt afname van een brede inventariserende gedragsvragenlijst zoals de SDQ aanbevolen. De SDQ kan worden afgenomen vanaf de leeftijd van 2 jaar. Als deze recent al eens is afgenomen, is hernieuwde afname in principe niet nodig.

Verwijscriteria naar aanleiding van dagboeken:

  • Zie JGZ-richtlijn ‘Psychosociale problemen Deze linkt opent in een nieuw tabblad’.
  • Overweeg verwijzing naar een psycholoog naast de medische behandeling bij kinderen waarbij er sprake is van gedragsproblemen, ontwikkelingsstoornissen of een sterk verstoorde ouder-kind interactie rond de defecatie, of de aanwezigheid van gedragsfactoren die een effectieve medische behandeling in de weg staan.

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen